Persberichten 2023
Op deze pagina vindt u de persberichten uit 2023 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Wilt u via e-mail of RSS op de hoogte blijven? Abonneer u dan op onze persberichten. U kunt zelf instellen over welke onderwerpen u persberichten wilt ontvangen.
Meer nieuws over RVO? Volg ons op social media.
De mogelijkheden voor ondernemers om met fiscaal voordeel te investeren in energiezuinige technieken wordt volgend jaar verruimd. In 2024 is er een budget van € 259 miljoen beschikbaar, een verhoging van 10 miljoen euro ten opzichte van vorig jaar. Met de EIA wil de overheid energiezuinige investeringen stimuleren en een impuls geven aan energiebesparing, CO2-reductie en het toepassen van duurzame energie.
Bedrijven die investeren in technieken uit de zogenoemde Energielijst, kunnen via de Energie-investeringsaftrek (EIA) volgend jaar tot 40 procent van de investeringskosten aftrekken van hun fiscale winst.
Extra budget voor de EIA
Bij ondernemers is er veel belangstelling voor de regeling. Het aantal aanvragen is de laatste jaren fors toegenomen. Het beschikbare budget voor de EIA is in 2023 – net als het jaar ervoor - substantieel overschreden. Voor zowel 2025 als 2026 wordt eenmalig extra budget voor de EIA uitgetrokken (een beschikbaar budget van 441 miljoen euro in 2025 en 470 miljoen euro in 2026). Vanaf 2027 wordt het budget structureel verhoogd met 53 miljoen euro per jaar.
Wijzigingen
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de uitkomsten van de periodieke evaluatie van de EIA over de jaren 2017-2021 is het aftrekpercentage van de EIA per 2024 verlaagd van 45,5% naar 40%. Het maximale meldingsbedrag per kalenderjaar per bedrijf bedraagt in 2024 149 miljoen euro per jaar.
Aanpassingen Energielijst
De Energielijst is de basis van de EIA-regeling. Op deze lijst staan verschillende innovatieve, energiebesparende en duurzame energietechnieken. De lijst wordt elk jaar geactualiseerd. Voor 2024 zijn er technieken toegevoegd en verwijderd en zijn de eisen van een aantal technieken aangepast. In 2024 zijn niet langer bedrijfsmiddelen opgenomen waarvan de terugverdientijd beduidend korter is dan 5 jaar. Op basis van de zogenoemde Energiebesparingsplicht zijn bedrijven en instellingen verplicht om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Deze verplichte maatregelen worden in 2024 niet meer via de EIA gesubsidieerd, conform de aanbevelingen in de beleidsevaluatie.
Aanpassingen zijn er voor zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking met een kleinverbruikers elektriciteitsaansluiting. Vanaf 2024 geldt binnen de regeling een maximum vermogen van 55 kW. Hierdoor komen alleen nog kleinere installaties met een momenteel hogere terugverdientijd in aanmerking voor de EIA.
Méér voordeel Energielabel A++ en hoger
Voor ondernemers die de hoogst haalbare energieprestatieverbetering volgens de renovatiestandaard voor hun bedrijfsgebouw realiseren (A++ of A+++) geldt dat het maximum investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor EIA is verhoogd. Daarmee wordt investeren in maximale energieprestatieverbeteringen van bedrijfsgebouwen extra aantrekkelijk. Verder zijn er een aantal nieuwe technieken opgenomen waaronder een beregeningssysteem voor landbouwgewassen en vacuümkoelers voor bakkerijen. Technieken die niet specifiek omschreven zijn in de Energielijst kunnen ook worden aangemeld voor de EIA. De techniek wordt dan onder andere getoetst op de terugverdientijd.
Toekomst EIA
Met de aanpassingen in de Energielijst zal het aandeel van zogenoemde free riders binnen de EIA dalen, zo is de verwachting. Free riders zijn ondernemers die investeringen in technieken op de Energielijst ook gedaan zouden hebben bij afwezigheid van enige mate van stimulering (dus zonder de EIA). Met deze aanpassingen in de Energielijst, tezamen met de verhoging van de beschikbare budgetten voor de komende jaren, zal de EIA doeltreffend en toekomstbestendig blijven.
De EIA-regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Meer informatie?
• EIA-regeling op RVO.nl
• EIA in de praktijk
• Wijzigingen in 2024
*** Niet voor publicatie ***
Niet voor publicatie: Meer informatie, Vincent Triest, woordvoerder RVO |vincent.triest@rvo.nl | 06 29 34 69 31
Via de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) maakt de overheid het investeren in innovatieve en milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen extra aantrekkelijk. Het budget voor de MIA\Vamil bedraagt voor 2024 in totaal € 217 miljoen. Voor 2024 zijn 243 bedrijfsmiddelen aangewezen die in aanmerking komen voor fiscaal voordeel. Met de nieuwste aanpassingen draagt de Milieulijst 2024 bij aan beleidsdoelen van de overheid, zoals de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie en een gezonde leefomgeving. In de eerder dit jaar verschenen beleidsevaluatie zijn de MIA en Vamil in 2023 positief geëvalueerd en doeltreffend en doelmatig bevonden.
Milieulijst 2024
Met de MIA profiteren bedrijven van een investeringsaftrek die kan oplopen tot 45% van het investeringsbedrag. Die aftrek komt bovenop de gebruikelijke investeringsaftrek. Met de Vamil kan tot 75% van de investeringskosten worden afgeschreven. Het netto belastingvoordeel van MIA\Vamil kan netto oplopen tot ruim 14% van het investeringsbedrag. Bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor fiscaal voordeel met de MIA\Vamil staan vermeld op de Milieulijst. De Milieulijst wordt jaarlijks aangepast. De Milieulijst 2024 is op 28 december 2023 in de Staatscourant gepubliceerd. Om op de lijst te komen moet een bedrijfsmiddel een aanzienlijke milieuverdienste hebben, boven de wettelijke norm, en ook innovatief zijn (en daarmee duurder ten opzichte van het gangbare alternatief in de branche).
Nieuwe samenstelling lijst
De MIA\Vamil stimuleert duurzaam grondstoffen- en watergebruik en technieken om emissies naar lucht, bodem en water te verminderen voor de sectoren industrie, mobiliteit, landbouw en de bouw.
Door gewijzigde Europese staatssteunregels en de aanbevelingen van de eerder dit jaar verschenen beleidsevaluatie van de MIA\Vamil is de nieuwste Milieulijst aanzienlijk aangepast. Ten opzichte van 2023 zijn 108 bedrijfsmiddelen van de lijst verwijderd, 112 inhoudelijk gewijzigd en zijn 6 nieuwe bedrijfsmiddelen opgenomen. De lijst is strikter geactualiseerd om daarmee meer dynamiek in de Milieulijst aan te brengen. Dit betekent dat bedrijfsmiddelen sneller uit de lijst worden verwijderd als deze gangbaar aan het worden zijn (en vaak al langer op de Milieulijst staan) of als een overlap is met andere vormen van stimulering. Ook wordt strikter gekeken of stimulering nog passend is, omdat bijvoorbeeld de hogere aanschafprijs niet langer een knelpunt is.
Grondstoffenbesparing
Om te komen tot een circulaire economie stimuleert MIA\Vamil ook in 2024 bedrijfsmiddelen die grondstoffen besparen, kringlopen sluiten en het gebruik van hernieuwbare materialen bevorderen. Het toepassen van primaire biomassastromen als grondstof is in 2024 niet langer mogelijk. Productieapparatuur waarvoor duurzame biomassa wordt gebruikt, is beperkt tot bedrijfsmiddelen waarbij de toegepaste biomassa een afvalstof of bijproduct is. Nieuw op de lijst binnen deze categorie is een tapsysteem voor water en frisdranken, bedoeld voor het verminderen van het gebruik van wegwerpverpakkingen zoals flessen en pakken.
Duurzame landbouw
Voor bepaalde investeringen op het gebied van duurzame landbouw is de steunruimte vergroot. Voor stallen en kassen is het maximaal in aanmerking komende investeringsbedrag verhoogd. Emissiearme vloeren bij melkveestallen komen niet langer in aanmerking voor MIA\Vamil. Uit recent onderzoek blijkt dat deze emissiearme vloeren in de praktijk, vergeleken met traditionele roostervloeren, geen emissiereductie opleveren. Emissiearme stalsystemen in varkens- en pluimveestallen komen nog wel in aanmerking. Nieuw op de lijst: mechanische bestrijdingsapparatuur voor plagen in land- en tuinbouwgewassen en apparatuur voor het verminderen van ammoniak- en methaanemissies tijdens het uitrijden van dierlijke mest.
Duurzame mobiliteit
Vanwege Europese regelgeving worden er strengere eisen gesteld aan vervoersmiddelen en werktuigen met een fossiele brandstofmotor. Dit heeft geleid tot het vervallen van bepaalde bedrijfsmiddelen, zoals de hybride en dual-fuel varianten. Nieuwe staatssteuneisen voor waterstof aangedreven werktuigen, zoals een verbod op mogelijk gebruik van grijze waterstof, zijn niet goed te controleren. Deze werktuigen staan daarom niet meer op de Milieulijst. Ook elektrische taxi’s komen in 2024 niet meer in aanmerking voor MIA. De meerprijs van deze taxi’s ten opzichte van niet-elektrische taxi’s is te gering om nog te blijven stimuleren. De eisen van een elektrisch aangedreven bakfiets zijn aangescherpt; bakfietsen die ook voor privédoeleinden worden gebruikt, komen niet meer in aanmerking. De mogelijkheden voor oplaadpunten zijn ingeperkt. Alleen laadpunten voor zwaar vervoer komen nog in aanmerking (licht vervoer, zoals bestelauto’s, niet meer).
Klimaat en lucht
Gewijzigde Europese regelgeving op het gebied van Klimaat en Lucht heeft geleid tot een vermindering van het fiscale voordeel bij een aantal bedrijfsmiddelen. Ook zijn er bedrijfsmiddelen komen te vervallen zoals bepaalde types stikstof reducerende verwarmingsketels omdat deze werken op fossiele brandstoffen. Nieuw is het bedrijfsmiddel stikstof reducerende installaties voor een crematieoven. Om de stikstofemissie van de industrie verder te verlagen is het bedrijfsmiddel ‘NOx-emissie reducerende techniek’ verruimd (50% in plaats van 70% minder emissie dan wettelijk vereist). Het maximaal in aanmerking komende bedrag is verhoogd naar € 5 miljoen.
Gebouwde omgeving
De eisen van duurzame gebouwen zijn op punten aangescherpt. Duurzame gebouwen met industriefunctie komen voor maximaal 30.000 m2 bruto vloer oppervlak in aanmerking voor MIA. Het vereiste aandeel demontabele bouwproducten is bij circulaire gebouwen verhoogd naar 50%. Ook is een minimale energie-eis opgenomen. Verschillende bedrijfsmiddelen met betrekking tot gebouwinrichting en bouwmaterialen zijn door gewijzigde Europese staatssteunregels vervallen.
Over de uitvoering MIA\Vamil
Het ministerie van lnfrastructuur en Waterstaat en het ministerie van Financiën zijn verantwoordelijk voor de MIA\Vamil-regeling. De Belastingdienst en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voeren de regelingen uit. RVO ondersteunt de regeling met onder andere de coördinatie van voorstellen voor de Milieulijst, een helpdesk, technische controles van de meldingen en technisch inhoudelijke advisering. De Belastingdienst besluit over de toekenning van MIA en/of Vamil.
Uit de eerder dit jaar gepubliceerde beleidsevaluatie 2017- 2021 is gebleken dat zowel MIA als Vamil doelmatige, doeltreffende en efficiënte regelingen zijn. In totaal is in de evaluatieperiode bijna € 11 miljard aan milieuvriendelijke investeringen met de MIA\Vamil ondersteund. Hiermee zijn 110.000 investeringen gemoeid. Het grootste deel van de investeringen is gedaan in de thema’s Mobiliteit, Gebouwde Omgeving en Voedselvoorziening en Landbouwproductie (samen 92%). Over de doelmatigheid wordt geconcludeerd dat een euro steungeld via de MIA\Vamil € 6 tot ruim € 11 aan milieu-investeringen uitlokt (de zogenaamde bang for the buck). De onderzoekers geven aan dat dit als doelmatig bestempeld kan worden.
Links:
- Meer over de MIA\Vamil (algemeen)
- Wijzigingen 2024
-------
Niet voor publicatie: Meer informatie, Vincent Triest, woordvoerder RVO | vincent.triest@rvo.nl | 06 29 34 69 31
Op 21 december heeft het consortium CrossWind de bouw van het windpark Hollandse Kust (noord) afgerond. Daarmee heeft Nederland nu in totaal 4,7 GW aan windenergie op zee gerealiseerd, goed voor ongeveer 16% van het totale huidige elektriciteitsverbruik in Nederland. Het doel van 4,5 GW dat in 2013 is afgesproken is daarmee ruim en binnen de afgesproken tijd behaald. Ook start het ministerie van Economische Zaken en Klimaat volgende week het traject voor de gunning van twee van de grootste windparken op zee tot nu toe, waarbij in één keer 4 GW windenergie op zee wordt vergund. Bijna net zoveel als de totale capaciteit van de bestaande windparken bij elkaar.
Doordat Nederland verduurzaamt hebben we steeds meer duurzame elektriciteit nodig. Wind op zee wordt daarbij de grootste bron van duurzame energie voor Europa. De afgelopen 10 jaar zijn daar al flinke stappen in gezet. In het Energieakkoord van 2013 is afgesproken dat Nederland in 2023 4,5 GW windenergie op zee in bedrijf zou hebben. Dat is met een capaciteit van 4,7 GW ruim behaald. Het is gelukt binnen de tijd, binnen het budget en bijna zonder subsidie. Dat is een belangrijke mijlpaal voor de Nederlandse en Europese windindustrie. Sinds 2018 worden kavels voor windparken op zee voor de Nederlandse kust subsidievrij vergund. Tot nu toe waren dat er 5. De realisatiefase na de gunning van windparken op zee is in de afgelopen jaren flink verkort, van 7 tot 10 jaar naar 3 tot 4 jaar. Eén van de pijlers van deze efficiëntieslag is het Nederlandse 'one-stop-shop'-principe voor de tenders voor windparken op zee. Dit betekent dat een projectontwikkelaar van windparken op zee voor alle informatie en vergunningen terecht kan bij de Rijksoverheid.
2024: grootste tenderronde van Nederland tot nu toe
Eind februari 2024 gaan de eerstvolgende tenders voor windenergie op zee open. Het gaat om windenergiegebied IJmuiden Ver, kavels Alpha en Beta. Het is het grootste windenergiegebied van Nederland. De kavels zijn samen in één keer goed voor 4 GW. De windparken komen op ruim zestig kilometer van de Nederlandse kust te liggen, ter hoogte van IJmuiden. Het is de verwachting dat ze in 2029 en 2030 in gebruik worden genomen.
Volgende week publiceert het ministerie van Economische Zaken en Klimaat de definitieve tenderregelingen en de definitieve kavelbesluiten. Ook publiceert het ministerie een aangepaste ‘uitvoeringsregeling windenergie op zee’ om ervoor te zorgen dat bij de vergunningsprocedure nog meer rekening gehouden kan worden met veiligheid. De tenders bestaan uit een zogenoemde vergelijkende toets met aanvullend een financieel bod. Deze methode is ook in de tenders voor Hollandse Kust (west) toegepast. Ecologie en inpassing van de geproduceerde elektriciteit in het energiesysteem zijn belangrijke punten in de tenders; de overheid wil hiermee oplossingsgerichte en innovatieve biedingen stimuleren. Eind 2031 wil Nederland ongeveer 21 GW aan opgesteld vermogen windenergie op zee behalen.
Minister Jetten voor Klimaat en Energie: “De Noordzee wordt dé leverancier van groene elektriciteit voor Europa en een onmisbaar onderdeel van het duurzame energiesysteem van de toekomst. De afgelopen jaren heeft Nederland grote stappen gezet met natuurgerichte en technische innovaties, zijn de kosten omlaag gegaan en zijn we steeds efficiënter gaan werken. Daar mogen we trots op zijn. Ik ben ook blij dat we nu een belangrijke stap vooruit kunnen zetten met de grootste Nederlandse tenderronde tot nu toe.”
Voor een indruk van 10 jaar ‘Routekaart Wind op Zee’, zie deze film: https://windopzee.nl/onderwerpen/wind-zee/viering-routekaart-2023/
*** Niet voor publicatie ***
Meer informatie, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Marcus Polman, woordvoerder RVO | marcus.polman@rvo.nl | 0621 61 79 02.
600 miljoen euro beschikbaar voor o.a. isolatie en warmtepompen
Huiseigenaren en bedrijven kunnen komend jaar opnieuw subsidie aanvragen voor het verduurzamen van de woning of (kantoor)gebouw. Vanaf 2 januari 2024 wordt de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) weer beschikbaar gesteld, onder meer voor isolerende maatregelen of een (hybride) warmtepomp. Het budget is met 40 miljoen euro verhoogd tot 600 miljoen euro. Daarnaast is de ISDE op een aantal punten gewijzigd zodat de regeling toegankelijker wordt voor de isolatie van monumentale woningen en het gebruik van milieuvriendelijke biobased isolatiematerialen.
ISDE
Huiseigenaren kunnen met de ISDE een deel van hun investeringen vergoed krijgen als zij investeren in isolatie, een (hybride) warmtepomp, een zonneboiler, een elektrische kookvoorziening of een aansluiting op het warmtenet. Zakelijke gebruikers kunnen naast warmtepompen en zonneboilers subsidie aanvragen voor kleine windmolens. Ruim 200.000 woningeigenaren vroegen de ISDE in 2023 aan. Het budget wordt daarom in 2024 verhoogd tot 600 miljoen euro. Daarnaast is er 5 miljoen euro beschikbaar voor kleine windmolens.
Monumentale woningen
De ISDE wordt komend jaar toegankelijker voor woningeigenaren die wonen in een monumentale woning. Vanwege het behoud van het monumentale karakter kunnen veel eigenaren van monumenten geen HR++ glas of buitengevelisolatie toepassen. Ook hebben veel monumenten geen spouwmuur, wat isoleren ingewikkeld maakt. Investeringen in maatregelen voor monumenten voldoen hierdoor vaak niet aan de eisen van de ISDE. De minimale isolatiewaarden voor monumenten worden vanaf 1 januari 2024 versoepeld. Ook wordt de minimale afmetingen waarvoor een aanvraag voor glasisolatie kan worden ingediend voor monumentale woningen verlaagd. Door deze wijzigingen wordt de regeling toegankelijker voor monumentale woningen.
Extra subsidie biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal
Biobased isolatiemateriaal is duurzaam materiaal zoals hout, vezelhennep en vlas. Dit materiaal is vaak duurder dan minder duurzame isolatiematerialen. Om het gebruik van biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal aan te moedigen, is een bonus voor de toepassing ervan opgenomen in de regeling. Deze bonus houdt in dat per vierkante meter een extra bedrag aan subsidie wordt toegekend.
Warmtepompen
Een warmtepomp moet vanaf 2024 minimaal energielabel A++ hebben om ISDE te ontvangen. Warmtepompen met energielabel A+ en slechter komen in 2024 niet langer in aanmerking voor subsidie. Warmtepompen vanaf energielabel A+++ krijgen een aanvullende subsidiebonus van € 225.
Aanvragen via RVO
Een subsidieaanvraag voor de ISDE kan worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) via rvo.nl. Naast ISDE regeling voor woningeigenaren zijn er ook regelingen voor de verduurzaming van huurhuizen en panden die onderdeel zijn van een VvE. Meer informatie is te vinden bij RVO via https://www.rvo.nl/onderwerpen/verduurzamen-woningen.
Meer informatie
• ISDE
• ISDE: Stand van zaken budget (rvo.nl)
Informatie voor de media, niet voor publicatie
Marcus Polman (RVO) | M 06 2161 7902 | E marcus.polman@rvo.
Alliander N.V. wint de Kristalprijs 2023, de prijs voor het meest transparante duurzaamheidsverslag over het financiële jaar 2022. Alliander N.V. eindigde met haar maatschappelijke jaarverslag als hoogste op de ranglijst van de Transparantiebenchmark 2023.
De Kristalprijs is voor de laatste keer uitgereikt, tijdens het Kristalevent in de Tolhuistuin te Amsterdam. De aankomende Europese wetgeving Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht bedrijven transparant verslag te leggen over de invloed van bedrijfsactiviteiten op de samenleving en het milieu. Daarom reiken de oprichters van de Kristalprijs, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), na 20 jaar deze prijs voor de laatste keer uit. Volgens de jury rapporteert Kristalprijs 2023-winnaar Alliander N.V. op een heldere manier over duurzame thema’s en is het bedrijf transparant over verbeterpunten.
Prijzen en eervolle vermeldingen
Naast Alliander behoren ook FMO en Philips tot de top drie van de Transparantiebenchmark 2023. Naast deze hoofdprijzen zijn er dit jaar twee eervolle vermeldingen: N.V. Nederlandse Spoorwegen en DSM krijgen een eervolle vermelding voor de beste eerste stappen op een dubbele materialiteitsanalyse – het effect van zowel de organisatie op milieu en maatschappij, als van het milieu op de organisatie zelf. Dit is een verplicht onderdeel binnen de CSRD.
Transparantiebenchmark
De Transparantiebenchmark is in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) tweejaarlijks uitgevoerd sinds 2004. Het is een onderzoek naar de transparantie van MVO-verslaglegging onder de 500 grootste bedrijven van Nederland. De Transparantiebenchmark heeft als doel een beoordeling te geven van de inhoud en kwaliteit van de verslaggeving ten aanzien van maatschappelijke aspecten van ondernemen. De Transparantiebenchmark geeft geen oordeel over de maatschappelijke prestaties. De Kristalprijs is in 2010 ingesteld door het ministerie van EZK samen met de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Tijdens het Kristalevent in Amsterdam krijgen bezoekers workshops met informatie over de aankomende wetgeving. Daarnaast biedt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ondersteuning aan ondernemers die vragen hebben over specifiek transparantie en verslaglegging, en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in zijn algemeen. Hiermee draagt RVO bij aan een duurzame en toekomstbestendige economie, zowel nationaal als internationaal. Lees meer over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO).
Voor de pers
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
De toegevoegde waarde van elektrisch vervoer (EV) in Nederland is flink gegroeid. In totaal nam de waarde van deze sector tussen 2019 en 2021 met 77% toe van 2,05 miljard euro naar in totaal 3,63 miljard euro. Ook de werkgelegenheid is met bijna 60% gestegen in diezelfde periode. Opkomende markten in de bouw, het transport en batterijen bieden daarnaast kansen voor verdere groei. Dat blijkt uit een rapport van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geschreven in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).
Het aantal elektrische voertuigen op de Nederlandse wegen is fors gestegen. Dit vertaalt zich in een groeiend economisch belang van de hele EV-sector (inclusief toeleverende bedrijven) voor de Nederlandse economie. Tussen 2019 en 2021 is de directe werkgelegenheid van elektrisch vervoer van 19.340 voltijdsbanen (VTE) gestegen naar 30.210 banen. Ter vergelijking: dat is meer dan het aantal banen in de zonne-energiesector (27.000 VTE). In 2021 nam de algehele werkgelegenheid in Nederland met 2,6 procent toe.
Nederland loopt voorop
Wereldwijd is Nederland één van de landen met het grootste percentage elektrische voertuigen. Ook met de beschikbaarheid van laadinfrastructuur loopt Nederland voorop in Europa. In 2022 bedroeg het aandeel batterij elektrische personenauto’s (BEV’s) in de nieuwverkopen van personenauto’s bijna 24%. Daarmee behoort Nederland tot één van de koplopers in Europa. Alleen in Noorwegen, IJsland en Zweden was het aandeel BEV’s in de nieuwe registraties hoger. In absolute aantallen staat Nederland met volledig elektrische auto’s en lichte bedrijfsauto’s op de derde plek, na Duitsland en Frankrijk.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen: “De transitie naar schoon en duurzaam vervoer is in volle gang. Voor het kabinet is het belangrijk dat er fors minder emissies worden uitgestoten algemeen en in het verkeer in het bijzonder. Daarmee helpen we het klimaat en onszelf: we zetten flinke stappen richting de klimaatdoelen en de lucht wordt schoner. Ook in 2024 stimuleren we elektrisch rijden met subsidies voor nieuwe en gebruikte personenauto’s en met subsidies voor de logistiek zoals busjes en vrachtwagens. Tegelijk wordt er continu hard gewerkt aan meer laadinfrastructuur. Zo verlagen we de drempels om over te stappen op elektrisch vervoer. Ook wordt er werk gemaakt van emissieloos materieel in de bouw.”
Van de totale werkgelegenheid in de Nederlandse EV-sector is een vijfde afkomstig van bedrijven waarbij alle bedrijfsactiviteiten gericht zijn op EV, zoals bedrijven die laadpalen plaatsen of elektrische voertuigen (om)bouwen. De rest valt onder bedrijfstakken die een steeds groter deel van hun inkomsten uit EV halen. Denk dan bijvoorbeeld aan de automotive sector en de installatiebranche. Van de toegevoegde waarde in de EV-sector is bijna een derde afkomstig van bedrijven waarbij alle bedrijfsactiviteiten gericht zijn op EV ten opzichte van bedrijfstakken met deels EV-activiteiten.
Groeisectoren
EV is wereldwijd een grote aanjager voor de batterijsector. Uit meerdere studies komt naar voren dat er ook kansen liggen voor Nederland in de productie, het onderhoud en de recycling van batterijen. Deze industrie staat nog in de kinderschoenen. Nu investeren in deze sector kan later zorgen voor een hoog verdienpotentieel. Met onder andere het Nationaal Groeifonds speelt Nederland in op de groeipotentie van nieuwe markten zoals batterijtechnologie of elektrische binnenvaartschepen.
Een andere kansrijke ontwikkeling is de sterke opkomst van elektrische mobiele werktuigen. Nederland is koploper in het gebruik en de ombouw van deze mobiele werktuigen in Europa. Met de strenge stikstofnormen is de inzet van emissieloze mobiele werktuigen noodzakelijk om de ambitieuze bouwopgave voor de komende jaren te realiseren. Bedrijven die deze voertuigen willen verduurzamen kunnen bijvoorbeeld via de regeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) subsidie aanvragen bij RVO.
Steeds meer elektrische voertuigen
Van de nieuw verkochte auto’s was in 2022 bijna 24% elektrisch. Inmiddels rijdt ruim 4,6% van Nederlandse auto’s op stroom. Bij OV-bussen rijdt inmiddels 25% op die manier emissieloos. De elektrificering van andere modaliteiten komt ook op gang. In de periode 2020-2022 is het aantal elektrische bedrijfsauto’s – waaronder ook trucks (>3,5 ton) – meer dan verdubbeld. De elektrische binnenvaart is nu nog een kleine sector, maar kent een grote potentie voor verduurzaming waar al in verschillende research en development (R&D) trajecten aan wordt gewerkt.
De verwachting is dat de groei in het elektrisch vervoer in de komende jaren alleen maar gaat doorzetten, ondersteund door klimaatbeleidsmaatregelen vanuit zowel Europa als de nationale overheid.
Meer informatie
• Rapport - Economische betekenis elektrische voertuigen
• Cijfers elektrisch vervoer
• Cijfers laadpunten: Monitoring Landelijk | Nationale Agenda Laadinfrastructuur
Vijfenveertig partijen tekenden vandaag het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Branche- en netwerkorganisaties in de bouw, waterschappen, provincies, gemeenten, grote opdrachtgevers in de bouw en ministeries willen de komende jaren de bouw schoner, gezonder en stiller maken. Het convenant met routekaart, ondertekend tijdens de Nationale Conferentie Duurzame Mobiliteit in Utrecht, geldt voor duizenden ondernemingen in Nederland. In de routekaart staat stap voor stap uitgelegd hoe en in welk tempo bouwmachines de komende jaren worden vervangen door minder vervuilende exemplaren om uiteindelijk over te gaan op schone of emissieloze varianten. Lichter materieel wordt eerder emissieloos dan zwaarder of specialistisch materieel.
Minder emissie
Schoon en Emissieloos Bouwen draagt bij aan de kabinetsdoelen voor natuur, klimaat en gezondheid uit het Klimaatakkoord, het Schone Lucht Akkoord en de Aanpak Stikstof en vraagt grote investeringen en innovatievermogen van ondernemers en opdrachtgevers. De Rijksoverheid stelt meer dan één miljard euro beschikbaar tot en met 2030 voor emissie-reducerende maatregelen in de bouw gericht op werk-, voer- en vaartuigen. De afspraken om meer schoon en emissieloos bouwmaterieel in te zetten zorgt voor een daling van de uitstoot-emissies en voor positieve effecten voor de natuur (stikstof), het klimaat (CO₂) en de gezondheid (fijnstof en stikstof).
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ondersteunt de ondernemers in de bouwsector met de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) bij de overstap naar duurzamer bouwmaterieel. Een Specifieke Uitkering (SPUK)-regeling van in totaal 180 miljoen euro zorgt ervoor dat medeoverheden die het convenant tekenen, de extra kosten die emissieloos aanbesteden met zich meebrengt deels gesubsidieerd krijgen. Om dezelfde reden gaat ook een deel van de middelen naar de aanbestedende Rijksdiensten en ProRail. Tot slot ondersteunt de Rijksoverheid de ontwikkeling van kennis op het gebied van ‘slimmer werken’ door procesmaatregelen, prefab en andere tools. Een voorbeeld is beter samenwerken in de logistiek waardoor minder vervoersbewegingen nodig zijn.
Samen stappen zetten
Staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen: “Een succesvolle transitie naar een schone en emissieloze bouw kan alleen door goed samen te werken met partijen die in de bouw actief zijn. Daarom is het mooi dat we het tijdens onze conferentie over duurzame mobiliteit in de stad dit met elkaar hebben afgesproken. Dit convenant heeft een flinke impact op duizenden bedrijven in het land. Door het stikstofvraagstuk is het extra belangrijk om stappen te zetten naar de verduurzaming in de bouwsector. Met dit akkoord krijgt de sector een beeld van wat ze in de komende jaren kunnen verwachten, waardoor de zich kunnen voorbereiden. We zien al de eerste resultaten: bij steeds meer bouwprojecten wordt emissieloos en schoner materieel gebruikt. Bouwbedrijven zijn innovatief en dragen op een vernieuwende manier bij aan de grote woningbouwopgave, de (vervangings)opgave van infrastructuur, de energietransitie én het verlagen van emissies.”
Nationale Conferentie Duurzame Mobiliteit
De convenant Schoon en Emissieloos Bouwen werd, samen met twee andere convenanten over de Nationale Agenda Laadinfrastructuur en een Centraal Loket Ontheffingen Zero Emissiezones, ondertekend tijdens de Nationale Conferentie Duurzame Mobiliteit, een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Voor de pers
Woordvoerder NAL: Marcus Polman | marcus.polman@rvo.nl | 06 2161 7902.
Tijdens de Nationale Conferentie Duurzame Mobiliteit in Utrecht ondertekenden staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen, gedeputeerden, wethouders en netbeheerders vandaag de vernieuwde samenwerkingsovereenkomst. In de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) werken overheden, netbeheerders en kennisinstellingen gezamenlijk aan de uitrol van landelijke laadinfrastructuur. De samenwerkingsovereenkomst loopt tot en met 2030. Het doel van de overeenkomst is het realiseren van een landelijk dekkend laadnetwerk voor alle typen elektrische modaliteiten door de uitbreiding en optimalisatie van het publiek toegankelijke en private laadnetwerk.
Nederland schakelt in snel tempo over op duurzaam vervoer. In 2050 is alle vervoer emissieloos, zo is afgesproken in het Klimaatakkoord. Denk aan elektrische personenauto’s maar ook aan bestelbussen, vrachtwagens, autobussen, mobiele machines op de bouwplaats en binnenvaartschepen. Al deze duurzame vervoermiddelen moeten worden opgeladen. Dat kan alleen met een goed en dekkend laadnetwerk. Provincies, gemeenten en netbeheerders hebben een vitale rol in het faciliteren van alle vormen van laden. Niet alleen op de eigen oprit, maar ook in de openbare ruimte, op bedrijventerreinen en bij tankstations.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen: "De uitrol van laadinfrastructuur voor logistiek heeft mijn specifieke aandacht. De komende jaren komen er meer en meer elektrische vrachtwagens bij; in 2030 rijdt tien procent elektrisch. Daar moet voldoende laadinfrastructuur bij. Ook wordt de Europese regelgeving op dit thema in 2024 van kracht. Daarom span ik mij in om alle partijen zo goed mogelijk bij de implementatie van deze regelgeving te betrekken. Zo komt niemand voor verrassingen te staan en maken we samen belangrijke stappen in deze transitie naar schoon en duurzaam vervoer.”
Groei aantal laadpunten
Uitgangspunt voor de NAL-samenwerking is dat het laden van een elektrisch voertuig net zo gemakkelijk moet zijn als het laden van een mobiele telefoon: eenvoudig, slim en overal. Met de inzet van alle partijen staan er per 1 september 2023 bijna 590.000 laadpunten in Nederland (waarvan 442.000 thuislaadpunten, 140.000 (semi)publieke laadpunten en 4500 (semi)publieke snellaadpunten).
Gerben Jan Gerbrandy, voorzitter NAL: “We hebben sinds de start van de NAL in 2019 grote stappen gezet. In een uitstekende samenwerking met de samenwerkingsregio’s van provincies en gemeenten, de netbeheerders en kennisinstellingen. De verlenging van deze succesvolle samenwerking is een mijlpaal. Ook de komende jaren zal het laadnetwerk verder mee moeten groeien met de laadbehoefte van alle modaliteiten van elektrisch vervoer. Politiek-bestuurlijke samenwerking met alle betrokkenen is cruciaal om de noodzakelijke vervolgstappen te kunnen zetten.”
Regio’s en gemeenten
De uitwerking van de NAL vindt plaats in zes NAL-samenwerkingsregio’s in Nederland. In die regio's werken provincies met gemeenten en netbeheerders samen aan het realiseren van voldoende laadpunten. Centraal in de aanpak staat inzicht in de opgave per gemeente en borging hiervan in beleid en uitvoering bij gemeenten. Waar worden laadpunten geplaatst? En hoeveel elektriciteit is er nodig? Met een regionale aanpak wordt stap voor stap inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de opgave is en welke inspanning er nodig is om een slim, dekkend, toegankelijk en betaalbaar laadnetwerk te realiseren in alle gemeenten.
Eva Oosters, wethouder Utrecht en bestuurlijk vertegenwoordiger NAL G4: “Schone lucht hoort bij een gezonde stad. Als gemeenten werken we daarom hard aan de ambities op emissieloos vervoer en het tegengaan van klimaatverandering. Emissievrije mobiliteit voor alle voer- en vaartuigen heeft de toekomst. Laadinfrastructuur is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Daarom zijn wij als Utrecht en G4 blij met deze samenwerking tot 2030 met het Rijk, provincies en netbeheerders. Zo kunnen we onze ambities echt waarmaken, zoals een zero emissiezone voor stadslogistiek.”
Meer informatie
- Cijfers laadpunten per provincie/ NAL-regio: Monitoring | Nationale Agenda Laadinfrastructuur
- Laadpalenviewer: Landelijk dekkend netwerk (31-01-2023) | Nationale Agenda Laadinfrastructuur
Over de NAL
De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) is een meerjarige beleidsagenda die is ontstaan vanuit het Klimaatakkoord in 2019. In de NAL-regio's werken provincies, gemeenten en netbeheerders samen aan het realiseren van een landelijk dekkend, betrouwbaar en toekomstbestendig laadnetwerk. Er zijn in totaal zes NAL-samenwerkingsregio’s: Noord Nederland (provincies Groningen, Fryslân en Drenthe), Oost Nederland (provincies Gelderland en Overijssel), Zuid Nederland (provincies Limburg, Noord-Brabant), Zuidwest Nederland (provincies Zuid-Holland en Zeeland), Noordwest Nederland (MRA-Elektrisch - Flevoland, Noord-Holland en Utrecht) en de G4 (de samenwerking van de 4 grote steden). Samenwerkende netbeheerders zijn: Stedin, Alliander, Enexis, Juva, Coteq, Rendo).
Voor de pers
Woordvoerder NAL: Marcus Polman | marcus.polman@rvo.nl | 06 2161 7902.
Woordvoerder ministerie Infrastructuur en Waterstaat: Frank Verhoef | frank.verhoef@minienw.nl | 06 2136 8390.
Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft de ambitie om een excellente publieke dienstverlener te zijn met zichtbare maatschappelijke impact. Met de meerjarenstrategie "Kompas voor een duurzame toekomst" richt RVO zich op 3 maatschappelijke transities: de klimaat- en energietransitie, de transitie naar een duurzaam landbouw- en voedselsysteem en de transitie naar een toekomstbestendige en digitale economie.
De primaire doelgroep voor RVO om deze zichtbare maatschappelijke impact te realiseren zijn ondernemers en organisaties. Deze keuze voor 3 transities is erop gericht om focus aan te brengen en keuzes te maken waar mens en middelen op ingezet kunnen worden. Het zijn 3 transities die bijdragen aan een duurzame toekomst nationaal en internationaal. Lees meer over de strategie op de website van RVO.
Algemeen directeur Abdeluheb Choho: "Er ligt een uitdagende ambitie en een mooie strategie. Met de ambitie om een excellente publieke dienstverlener te zijn willen we ondernemers en organisaties helpen om op een makkelijke manier gebruik te maken van onze diensten. Met het instrumentarium dat wij als publieke dienstverlener uitvoeren, willen wij zichtbare maatschappelijke impact maken voor een duurzame toekomst."
Nieuwe organisatiestructuur
Voor het realiseren van deze ambitie wordt de organisatiestructuur van RVO anders ingericht volgens 3 hoofddirecties: Transities, Publieke Dienstverlening en Organisatie. Deze hoofddirecties werken intensief samen, zijn onderling afhankelijk en gelijkwaardig om zo met maximale inzet de gewenste kwaliteit te behalen. In januari 2025 zal ook de rest van de organisatie zijn ingericht conform de nieuwe structuur. RVO heeft ook in de nieuwe organisatiestructuur al haar medewerkers hard nodig. Ondernemers, organisaties en samenwerkingspartners kunnen vertrouwen op goede dienstverlening in deze tijd van interne verandering bij RVO. De kwaliteit, continuïteit en stabiliteit van de dienstverlening is voor de hoofddirectie essentieel en een continue punt van aandacht.
Hoofddirectie compleet
Met de benoeming van Lisette Broersen, als hoofddirecteur Transities, is de hoofddirectie van RVO compleet. Samen met de hoofddirecteur Publieke dienstverlening Frank de Jonge, hoofddirecteur Organisatie Johan Maas en algemeen directeur Abdeluheb Choho zal deze hoofdirectie werken aan de ambities en uitdagingen voor een duurzame toekomst nationaal en internationaal.
Lisette Broersen zal op 1 januari 2024 starten. Lisette werkt op dit moment als Divisiedirecteur Individuele Zaken bij de Dienst Justitiële Inrichtingen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Frank de Jonge startte op 1 augustus 2023 en werkte daarvoor als directeur/plv. programma directeur-generaal (DG) bij programma DG Oekraïense Ontheemden van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Johan Maas startte op 15 mei van dit jaar. Daarvoor werkte hij als directeur Financiën, Informatievoorziening en Facilitaire Zaken bij RVO. Johan is nu ook CIO/CFO en plaatsvervangend algemeen directeur.
Abdeluheb Choho: "Ik ben blij dat de hoofddirectie compleet is. Er staat een sterk team dat met deskundigheid en vol energie aan de slag gaat met deze nieuwe strategie."
Algemeen directeur: Abdeluheb Choho
Onder leiding van Abdeluheb Choho is de nieuwe koers van RVO bepaald en de strategie tot stand gekomen. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor de implementatie, draagkracht en uitvoering van de strategie. Dit doet hij samen met zijn hoofddirectie. De algemeen directeur legt verantwoording af aan de eigenaar, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De algemeen directeur waakt over de positie en reputatie van haar organisatie als excellente publieke dienstverlener met maatschappelijke impact.
Hoofddirecteur Transities: Lisette Broersen
De hoofddirecteur Transities is primair verantwoordelijk voor het realiseren van zichtbare impact op de 3 transities. Zij onderzoekt, verdiept, en maakt afspraken met de opdrachtgevers over de inzet van de opdrachten voor opgaves en transities. Daarnaast werkt zij nauw samen met de hoofddirecties aan de kwaliteitsontwikkeling van RVO. De hoofddirecteur Transities is tevens Chief Data Officer (CDO).
Hoofddirecteur Publieke Dienstverlening: Frank de Jonge
De hoofddirecteur Publieke Dienstverlening is primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening. Hij stelt de klanten van RVO (ondernemers en organisaties) centraal en integreert daarbij de ontwikkelingen die in het kader van het programma Werk aan Uitvoering (WaU) worden aangereikt. Onder de nieuwe hoofddirectie Publieke Dienstverlening komen ca. 4000 medewerkers te vallen en wordt daarmee de grootste hoofddirectie binnen RVO waar in totaal ongeveer 6000 werknemers werken.
Hoofddirecteur Organisatie: Johan Maas
De hoofddirecteur Organisatie is primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van de organisatie. Dat betreft de kaderstelling, control en excellente interne dienstverlening die cruciaal zijn voor het primair proces, zoals informatievoorziening, financiën, juridische zaken, personeelszaken en faciliteiten. Op het terrein van medewerker en organisatie spelen de onderwerpen diversiteit en inclusiviteit, loopbaanontwikkeling, werkplezier en talentgericht werken een grote rol. Tevens vervult de hoofddirecteur de rollen CIO en CFO en is daarnaast plaatsvervangend algemeen directeur.
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Brenda Heidinga, woordvoerder (alleen vrijdag 27 oktober)
M 06 1565 8393
Judith Thompson-Sepmeijer, woordvoerder
M 06 8100 7321
E judith.thompson@rvo.nl
Op 2 oktober 2023 opent het nieuwe Social Sustainability Fund (SSF). Bij dit fonds kunnen Nederlandse ondernemers en hun lokale toeleveranciers subsidie aanvragen voor verduurzaming van hun keten. Het SSF heeft als doel om de sociale risico's in productieketens in kaart te brengen en verbeteringen door te voeren. Het gaat om sociale risico's zoals kinderarbeid, slechte lonen en onveilige arbeidsomstandigheden. Vooruitlopend op Europese IMVO-wetgeving wil de Nederlandse overheid bedrijven stimuleren om risico’s voor mens en milieu in hun internationale productieketens aan te pakken.
Doelgroep fonds
De primaire doelgroep van dit nieuwe fonds bestaat uit Nederlandse (mkb-)bedrijven in de zogeheten risicosectoren, zoals agro, textiel en mineralen of natuursteen. Deze bedrijven kunnen in partnerschap met lokale toeleveranciers, NGO's en kennisinstellingen subsidie aanvragen op drie thema's: bestrijden van kinderarbeid, verbeteren van arbeidsomstandigheden en verbeteren van inkomsten van kleine producenten en boeren of lonen van arbeiders. SSF is een subsidieprogramma dat loopt van 2023 tot 2025. Voor de eerste aanvraagronde in 2023 is een totaalbedrag van € 4 miljoen beschikbaar. In Nederland gevestigde bedrijven of maatschappelijke organisaties (NGO's) kunnen maximaal 70% van de subsidiabele kosten en maximaal € 500.000 subsidie aanvragen.
Samenwerken binnen de productieketen
Volgens de nu nog vrijwillige OESO-richtlijnen moeten bedrijven de negatieve effecten van hun handelen voorkomen en/of aanpakken. In de praktijk is dat niet altijd eenvoudig. In veel (risico)sectoren vindt nog onverantwoorde productie plaats. Er komen bijvoorbeeld giftige stoffen vrij tijdens de productie, werknemers ontvangen geen fatsoenlijk loon of kinderen worden ingezet tijdens de productie. Ketens kunnen lang en complex zijn, waardoor ondernemers vaak niet weten onder welke omstandigheden hun grondstoffen of producten worden gemaakt. Daarbij zijn Nederlandse bedrijven vaak maar een kleine schakel in de keten en hebben ze beperkte mogelijkheden om problemen in de keten alleen op te lossen. Daarom is het belangrijk dat verschillende partijen in de productieketen gaan samenwerken. Het nieuwe fonds helpt ondernemers daarbij.
Lokaal partnerschap
Een belangrijke voorwaarde in het fonds is daarom het versterken van de betrokkenheid van lokale toeleveranciers en producenten bij de verduurzaming van de productieketen. Dit kunnen textielfabrieken zijn, maar ook landbouwcoöperaties of kleine boeren. Dit betekent dat er in de projecten aandacht moet zijn voor het lokale perspectief en voor de capaciteitsopbouw van lokale partners. Door nauw samen te werken en gezamenlijk problemen aan te pakken, kunnen lokale producenten zich beter voorbereiden op de toekomstige wetgeving en lopen hierdoor minder risico om uitgesloten te worden van de Europese markt.
Wat is de rol van RVO?
RVO ondersteunt Nederlandse bedrijven en hun lokale toeleveranciers bij verantwoord ondernemen in ontwikkelingslanden en opkomende markten. Marjolein Vink, responsible production expert bij RVO: "Elke ondernemer die de nadelige sociale gevolgen van het productieproces in ontwikkelingslanden wil onderzoeken kan bij ons terecht. Vaak weten bedrijven niet waar ze moeten beginnen. SSF kan helpen met subsidie voor onderzoek en het nemen van maatregelen in de keten en de eigen bedrijfsvoering. Zo kan elk bedrijf die subsidie aanvraagt bij SSF een incompanytraining volgen waarin de eigen bedrijfsvoering centraal staat en wat daarin zou moeten worden aangepast om de due diligence op orde te hebben."
Meer informatie
Social Sustainability Fund (SSF)
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Saskia Lalta, woordvoerder
E saskia.lalta@rvo.nl
M 06 27 356 174
Het budget van de ISDE, de subsidieregeling voor isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet, is in verband met het grote aantal aanvragen dit jaar tussentijds met € 210 miljoen verhoogd. Daarmee is er in totaal € 560 miljoen beschikbaar in 2023. De ophoging van de subsidie is sinds 23 september 2023 beschikbaar.
De ISDE-subsidie wordt jaarlijks beschikbaar gesteld en loopt door tot 2030. Zowel huiseigenaren, VvE's als bedrijven kunnen in aanmerking komen voor de regeling. De hoogte van het subsidiebedrag hangt af van het soort zonneboiler, warmtepomp of isolatiemaatregel. En de energieprestatie daarvan. De indicatieve bedragen staan op de apparatenlijsten op rvo.nl. Voor de aansluiting op een warmtenet geldt een vast bedrag van € 3.325 en voor een elektrische kookplaat € 400.
Meer aanvragen dan verwacht
Het aantal aanvragen voor 2023 is fors hoger dan begin 2023 werd verwacht. Vooral het aantal aanvragen voor subsidie voor warmtepompen is groter dan aanvankelijk verwacht. Dit jaar werden tot op heden bijna 180.000 aanvragen gedaan. Vorig jaar bedroeg het totaal aantal aanvragen over het hele jaar 100.000 (budget 2022: € 325 miljoen). In 2023 is reeds ruim € 333 miljoen aangevraagd. Bij particulieren zijn isolerende maatregelen (€ 144 miljoen aangevraagd in 2023) en (hybride) warmtepompen (€ 142 miljoen aangevraagd in 2023) populair.
Na de verhoging van het budget is er tot en met eind dit jaar nog € 226 miljoen beschikbaar voor huishoudens en zakelijke gebruikers. Daarnaast is er binnen de ISDE specifiek voor zakelijke gebruikers in 2023 € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen.
Met Prinsjesdag heeft het kabinet aangekondigd ook het budget van de ISDE voor de komende jaren te willen verhogen met in totaal €1,38 miljard.
Aanvragen kan via de website van RVO.
Nationaal Isolatieprogramma
De verhoging van het ISDE-budget draagt bij aan de ambities van het kabinet om woningen sneller, slimmer en socialer te isoleren zoals vastgelegd in het Nationaal Isolatieprogramma. Van de circa 40 miljard m3 aardgas die we per jaar in Nederland verbruiken, wordt circa 30% gebruikt om woningen en gebouwen te verwarmen, te voorzien van warm water, en om te kunnen koken. Goed isoleren van woningen kan dit gebruik terugdringen en draagt daarmee bij aan de betaalbaarheid van de energierekening en het halen van de klimaatdoelen. De ISDE-regeling sluit verder ook aan op de ambities om het gebruik van de (hybride) warmtepomp te stimuleren.
Meer informatie
- ISDE, algemeen
- Hoe kun je je huis energiezuiniger maken?
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
De lijst voor fiscaal voordeel voor energiezuinige investeringen van bedrijven is tussentijds uitgebreid. Vanaf dinsdag 5 september kan voor drie aanvullingen de zogenoemde Energie-investeringsaftrek (EIA) worden ingediend. Deze uitbreiding geldt ook met terugwerkende kracht voor investeringen vanaf 1 januari 2023. Bedrijven die tussen 1 januari 2023 en 5 september 2023 in de betreffende technieken hebben geïnvesteerd, kunnen deze melden tot maximaal 3 maanden na 5 september 2023. De lijst vormt de basis van de zogenoemde Energie-Investeringsaftrek (EIA). Bedrijven die investeren in vooraf geselecteerde innovatieve en energiezuinige bedrijfsmiddelen uit de EIA-lijst kunnen in 2023 45,5% van de kosten aftrekken van de winst.
Uitbreidingen EIA
De eerste uitbreiding van de EIA geldt voor investeringen waarvoor ook subsidie vanuit de regeling Energie-efficiëntie Glastuinbouw (EG) is verleend. Op grond van de op 28 december jl. gepubliceerde regeling konden bedrijven geen gebruik meer maken van de EIA voor investeringen waarvoor EG-subsidie was verleend. Dat is nu wel weer mogelijk. De andere twee aanvullingen gelden voor:
- Investeringen in warmte- en/of koudenetten. Het besluit van vorig jaar om de warmte- en koudenetten in de EIA te schrappen is genomen in de veronderstelling dat deze infrastructuur op andere wijzen voldoende gestimuleerd wordt, onder andere via de nieuwe regeling voor warmteinfrastructuur (WIS). Het blijkt dat stimulering vanuit de EIA naast de nieuwe subsidieregeling Warmtenet Investeringssubsidie (WIS) nog noodzakelijk is voor een succesvolle energietransitie.
- CO2-afvang voor permanente opslag. Het blijkt dat de SDE++-regeling niet alle investeringen in deze techniek ondersteunt waardoor stimulering via de EIA noodzakelijk blijft.
Nieuwe EIA-lijst
De Energielijst van de regeling Energie-investeringsaftrek (EIA) wordt ieder jaar geactualiseerd. Er komen bedrijfsmiddelen bij, er gaan bedrijfsmiddelen vanaf. Ook worden soms technische eisen aangepast. Voor de actuele EIA-lijst, bekijk de Energielijst.
Over EIA
Al meer dan 25 jaar is de Energie-investeringsaftrek (EIA) een solide financiële stimulans voor Nederlandse ondernemingen. Bedrijven die investeren in technieken uit de zogenoemde Energielijst, kunnen via de Energie-investeringsaftrek (EIA) in 2023 tot 45,5% van de investeringskosten aftrekken van hun fiscale winst. Met de EIA wil de overheid energiezuinige investeringen stimuleren en een impuls geven aan energiebesparing, CO2-reductie en het toepassen van duurzame energie.
Meer weten?
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
Wat zijn de laatste trends en ontwikkelingen op het gebied van het laden van elektrische auto’s? Welke laadmethode is het meest populair: thuis, openbaar laden op laden op het werk? Wat zijn de gevolgen van de hoge stroomprijzen op het laadgedrag?
Het jaarlijkse Nationaal Laadonderzoek, dit jaar de 4e editie, is het grootste landelijke onderzoek naar de meningen en ervaringen van elektrische rijders (EV-rijders). Het onderzoek is een initiatief van ElaadNL, Vereniging Elektrische Rijders (VER) en Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en is uitgevoerd door Rijksuniversiteit Groningen. Dit jaar deed een recordaantal van bijna 4.000 respondenten mee. Nieuw dit jaar is de aandacht in het onderzoek voor het gebrek aan prijstransparantie bij openbare laadpalen die EV-rijders ervaren en nieuwe manieren om de laadkosten te drukken zoals dynamische tarieven en bidirectioneel laden.
Thuis laden
De EV-rijder laadt nog steeds vooral thuis op (69% van de deelnemende EV-rijders). EV-rijders geven aan dat zij 52% van de gereden kilometers thuis opladen, 25% bij openbare laadpalen, 13% op het werk en 9% bij een snellader onderweg. Thuis laden wordt van alle laadmogelijkheden het hoogste gewaardeerd met een rapportcijfer 9,1. Openbaar laden scoort, afhankelijk van de locatie waarop dit gebeurt, tussen een 6,7 en een 7,2. 90% van de thuisladers laadt de auto op privéterrein op, bij 10% staat de elektrische auto in de openbare ruimte terwijl deze is aangesloten op de privé-laadpaal thuis. Het kunnen opladen op eigen terrein is een belangrijk beslispunt om elektrisch te gaan rijden. Voor verreweg de meeste thuisladers is thuis laden nog altijd goedkoper is dan publiek laden. Dat komt mede door het groeiend aantal EV-rijders met zonnepanelen (77% EV-rijders heeft zonnepanelen).
Verbeteringen
De EV-rijder is steeds meer tevreden over openbaar laden. 32% van de respondenten die openbaar laadt, geeft aan nooit knelpunten te ervaren bij het openbaar laden. Een grote verbetering ten opzichte van 19% in 2022 en 11% in 2021.Wat betreft snelladen (bijvoorbeeld langs de snelweg) geeft een meerderheid (68%) aan geen knelpunten te ervaren bij. Dit is een verbetering ten opzichte van 2021, toen 38% aangaf geen knelpunten te ervaren en 2022 waarin 57% aangaf geen knelpunten te ervaren.
Actieradius
Bezorgdheid dat je met je elektrische auto onderweg met een lege batterij komt te staan ('range anxiety'), lijkt nagenoeg tot het verleden te behoren. De batterij van de elektrische auto voldoet meestal voor de dagelijkse afstanden. 40% van de elektrische rijders hoeft bij geen enkele rit onderweg bij te laden (vorig jaar was dit nog 30%), zo blijkt uit het onderzoek. 85% van de elektrische rijders laadt maximaal 2 keer per maand onderweg.
Prijstransparantie
Nieuw in het onderzoek is de vraag of EV-rijders weten wat de kosten zijn van laden bij een openbare laadpaal. De helft van de EV-rijders weet doorgaans vooraf niet wat opladen bij een publieke laadpaal kost. Terwijl de behoefte groot is om vooraf te weten welke tarieven er gelden voor verschillende laadpassen.
"We zien grote prijsverschillen, maar prijstransparantie bij de publieke laadpaal is soms ver te zoeken", stelt Maarten van Biezen van de Vereniging Elektrische Rijders (VER). "Het is nu zo goed als onmogelijk voor een EV-rijder te weten met welke laadpas of app je het gunstigste tarief aan de laadpaal betaalt. En dat is relevant want dat kan al gauw € 10 à 15 per laadbeurt verschillen tussen laadpassen aan een laadpaal. En dan kan de situatie bij een andere laadpaal weer totaal verschillend zijn. EV-rijders geven aan dat zij het erg belangrijk vinden dat de verschillende laadtarieven van laadpasaanbieders bekend zijn, vóór je start met een laadsessie. Zodat je ter plekke kan bepalen welke laadpas de goedkoopste is. EV-rijders zijn steeds meer kostenbewust. De energiecrisis heeft zijn sporen nagelaten. Mensen zoeken naar manieren om de laadkosten te drukken."
Dynamische tarieven
Ook thuisladers letten meer dan voorheen op laadkosten, blijkt uit het Nationaal Laadonderzoek. Een opvallend groot deel van de thuisladers (20%) is al overgestapt op een dynamisch stroomcontract met veelal veel lagere tarieven in de daluren. Maar liefst 79% doet dit nog niet, maar wil dit graag. Van Biezen: "Dynamische tarieven zijn niet alleen bij thuislader steeds populairder. Bijna de helft van de elektrische rijders wil dat ook bij publieke laadpalen dynamische tarieven mogelijk worden. Dat zou winst zijn voor de portemonnee van mensen en goed voor het slim benutten van de capaciteit van het stroomnetwerk en het gebruik van duurzame stroom."
Slim laden
Ook de interesse in slim laden neemt toe, zo blijkt uit het Nationaal Laadonderzoek. Bij slim laden plugt de automobilist gewoon in bij aankomst, maar het laden begint (bijvoorbeeld via een app) op een ander moment of met een andere snelheid. Bijvoorbeeld afhankelijk van wanneer de stroom goedkoper is en er meer duurzame stroom is of wanneer het stroomnet minder is belast. Bekende en veelgebruikte vormen van slim laden zijn het laden op dag- of nachttarieven en laden op duurzaam opgewekte energie zoals zonnepanelen op de eigen woning. Tussen de bekendheid met slim laden en het gebruik ervan is echter een groot verschil. Het merendeel van de EV-rijders zegt ermee bekend te zijn, maar slechts de helft van de groep zegt een variant van slim laden toe te passen.
Bidirectioneel laden
Vooruitkijkend verwacht de elektrische rijder veel van zogenoemd bidirectioneel laden. 47% van de deelnemende EV-rijders wil dit graag. Normaal gesproken stroomt elektriciteit naar de auto toe maar bij bidirectioneel laden kan het ook andersom. Zo gebruik je de elektrische auto als tijdelijke opslag. EV-rijders zouden bidirectioneel laden vooral willen gebruiken om de stroom van zonnepanelen op te slaan en later te gebruiken om bijvoorbeeld het eigen huis van stroom te voorzien. Om zo meer zelfvoorzienend te zijn. Ook zien EV-rijders kansen in het inzetten van de EV voor uitwisseling van stroom met het stroomnetwerk om geld te verdienen en het netwerk te ontlasten. Hoewel bijna de helft van de respondenten aangeeft bidirectioneel te willen laden, wordt dit nog nauwelijks daadwerkelijk toegepast. Dat komt vooral omdat er nog vrijwel geen elektrische auto’s zijn die bidirectioneel laden ondersteunen op gewone laadpalen. De helft van de elektrische rijders is er voorstander van dat autofabrikanten in de toekomst verplicht worden om nieuwe elektrische auto’s uit te rusten met de mogelijkheid van bi-directioneel laden.
Regionaal
Regionale informatie in het Nationaal Laadonderzoek 2023 is beschikbaar voor een aantal indicatoren, zoals laadmix, bijladen per maand, rapportcijfers en knelpunten per laadmogelijkheid.
Meer weten?
- Download het gehele onderzoek hier.
- De resultaten van het Nationaal Laadonderzoek 2023 werden toegelicht in het webinar dat plaatsvond op donderdag 7 september. Kijk het webinar hier terug.
Over de Initiatiefnemers
De volgende organisaties zijn initiatiefnemers van het Nationaal Laadonderzoek: ElaadNL is het kennis- en innovatiecentrum op het gebied van slim laden en een samenwerkingsverband van de Nederlandse netbeheerders. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stimuleert de overstap naar elektrisch rijden door financiële ondersteuning, het opzetten van samenwerkingsverbanden en kennisdeling (ondersteuningsmogelijkheden elektrisch rijden). De Vereniging Elektrische Rijders is sinds 2015 dé stem van de EV-rijder in Nederland. De vereniging heeft als missie om elektrisch rijden te versnellen, bijvoorbeeld door EV-diensten en faciliteiten toegankelijker te maken voor een breed publiek. De Rijksuniversiteit Groningen is partner in dit onderzoek en heeft onder andere meegewerkt aan de opzet en analyse van de enquête. Ook het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) steunde dit onderzoek.
Voor de pers
Rijkdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
Woordvoerder Vereniging elektrische rijders
Maarten van Biezen, woordvoerder
E maartenvanbiezen@evrijders.nl
M 06 1559 9743
Afgelopen jaar werd 76% van de ondernemers in Nederland weleens te laat betaald door klanten. Bij 13% van de ondernemers gebeurde dit zelfs bij minimaal 10% van de ingediende facturen, vaak door vertraging vanuit de klant. Dit blijkt uit een representatief onderzoek onder bedrijven door DirectResearch in opdracht van de Nederlandse Peppolautoriteit (NPa). E-facturering via de Peppol-standaard kan een oplossing bieden voor dit probleem.
Hoewel 57% van de ondernemers e-facturen kan versturen, doet bijna de helft (48%) dit nooit. Zij factureren alleen via pdf of een papieren factuur, terwijl de kans op vertraging daarmee groter is dan bij e-factureren via Peppol. ZZP’ers en kleine bedrijven maken het minst gebruik van e-facturatie, terwijl Peppol juist ook voor hen interessant kan zijn door de toegankelijkheid van deze standaard.
Verplicht
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat 71% van de ondervraagden zakendoet met België en Duitsland. Dit zijn landen waar wetswijzigingen besproken worden die e-facturatie via Peppol verplicht gaan stellen in handel tussen bedrijven onderling, en handel met de overheid.
Over Peppol
Peppol is de internationale standaard voor snelle en veilige verzending, ontvangst en verwerking van elektronische facturen en orders. Dit helpt om spookfacturen of andere fouten in de boekhouding te voorkomen, en leidt tot:
- lagere administratiekosten;
- snellere goedkeuring; en
- meer gebruiksgemak.
Peppol is in veel landen inmiddels een verplichting, zeker bij zakendoen met de overheid.
De Nederlandse Peppolautoriteit (NPa) is in opdracht van de Rijksoverheid toezichthouder op het Peppol-afsprakenstelsel in Nederland. De NPa zorgt ervoor dat serviceproviders zich houden aan afspraken rond veiligheid en betrouwbaarheid. Ook ziet de NPa erop toe dat de infrastructuur functioneert en – waar mogelijk – verbetert.
Over het onderzoek
In opdracht van de NPa voerde DirectResearch in juli 2023 een kwantitatief onderzoek uit onder een steekproef van 323 (mede)beslissingsbevoegden voor administratie en inkoop binnen bedrijven. Hiertoe behoren kleine ondernemingen, zoals ZZP’ers, maar ook middelgrote bedrijven en grotere bedrijven (1000+ werknemers).
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06-27564032
Om te voorkomen dat voorwerpen van beschermde planten en dieren (onbedoeld) illegaal op de markt komen, werd in oktober 2019 een inleverpunt Convention on International Trade of Endangered Species (CITES) geopend bij RVO in Den Haag. Hier kunnen mensen deze voorwerpen anoniem en vrijwillig inleveren. Sinds de opening van de inleverbak zijn er al meer dan 2.500 ivoren voorwerpen en 450 voorwerpen van andere bedreigde soorten ingeleverd. Het gaat dan om sieraden, beeldjes en biljartballen van ivoor. Maar ook tanden van potvissen en nijlpaarden, stukjes koraal, opgezette krokodillen en tasjes van reptielenleer. Er zijn laatst zelfs 2 complete olifantenslagtanden van 14 kg ingeleverd. Het merendeel van de ingeleverde voorwerpen wordt vernietigd, waardoor deze niet in de (illegale) handel terechtkomen. Een klein deel wordt voor educatieve doeleinden gebruikt.
Aantal ingeleverde voorwerpen
RVO houdt sinds 2019 bij wat er allemaal wordt ingeleverd en het grootste gedeelte daarvan bestaat uit ivoor. In de tabel hieronder is per jaar te zien hoeveel voorwerpen zijn ingeleverd. Het lagere aantal in 2021 komt vermoedelijk door de coronapandemie.
Totaal | Ivoor | |
---|---|---|
2019 (nov/dec) | 86 | 81 |
2020 | 666 | 608 |
2021 | 138 | 86 |
2022 | 865 | 596 |
2023 (t/m juni) | 1195 | 1129 |
Top 3 meest ingeleverde voorwerpen:
- ivoor
- stukjes koraal
- opgezette vlinders
CITES-verdrag
Het CITES-verdrag beschermt dier- en plantensoorten om uitsterven in het wild door internationale handel te voorkomen. Ruim 180 landen hebben met dit verdrag regels afgesproken om de internationale handel te reguleren. Ook worden er maatregelen genomen om de illegale handel tegen te gaan. Dit is hard nodig, bijvoorbeeld voor de bescherming van olifanten. Helaas is de olifantenstroperij en illegale handel in ivoor nog hoog. Sinds 2022 zijn de regels voor de handel in olifantenivoor binnen de EU dan ook aangescherpt. Er kan enkel nog gehandeld worden in antieke voorwerpen (ivoor dat bewerkt is vóór 3 maart 1947) en muziekinstrumenten waarin ivoor is verwerkt van voor 1975. Daarvoor zijn wel de juiste CITES-documenten nodig. Meer hierover vindt u op Ivoor. Hier vraagt u ook documenten aan wanneer u een CITES-soort wilt kopen, verkopen of overdragen.
Let op wat u meeneemt als souvenir
Nu de zomervakantie in volle gang is, betekent het dat veel mensen van een welverdiende vakantie genieten. Vaak nemen mensen dan ook een leuk aandenken mee. Het is goed om te weten dat het niet altijd is toegestaan om voorwerpen van beschermende dieren of planten mee te nemen. Soms mag het wel, maar alleen met de juiste documenten. Wilt u een souvenir meenemen en weet u niet zeker of het mag? Check dan eerst in het betreffende land of er lokale regels zijn, controleer of u te maken heeft met een CITES-soort en welke regels hiervoor gelden.
Heeft u een voorwerp van een beschermde soort in huis en wilt u hier van af omdat u er bijvoorbeeld geen goed gevoel meer bij heeft? Lever het dan anoniem in bij RVO of stuur het op.
Meer weten
Meer informatie is te vinden op CITES.
Voor de pers
Saskia Lalta, woordvoerder
E saskia.lalta@rvo.nl
M 06 273 56174
Innovatie is de basis om toonaangevend te blijven in wereldwijde ontwikkelingen op het gebied van klimaat, energie, high tech, digitalisering en gezondheidszorg. Meer onderzoek naar en ontwikkeling van innovatieve technologie, producten en diensten in Nederland is daarom noodzaak. Nederlandse bedrijven hebben daar in 2022 meer dan ooit in geïnvesteerd (€ 8,2 miljard) met steun vanuit de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Dat staat in de jaarrapportage die door minister Micky Adriaansens (EZK) is gepubliceerd.
Het bedrag aan toekenningen is een stijging van 5,9% ten opzichte van de vorige recordscore uit 2021. Niet eerder sinds de start in 1994 hebben bedrijven zoveel geïnvesteerd in innovatie met hulp van de WBSO. Deze investeringen komen vanuit bijna 20.000 ondernemers, waarvan 97% mkb’ers. Hiermee konden zij hun kosten voor onderzoek en ontwikkeling van nieuwe innovaties met ruim € 1,3 miljard verlagen.
Minister Micky Adriaansens (EZK): "We stimuleren ondernemers volop om in te zetten op onderzoek en ontwikkeling. Innovatie is het antwoord op diverse uitdagingen. Denk aan het verminderen van afhankelijkheid, maar ook de aanpak van grondstoffenschaarste en om verduurzaming en digitalisering te versnellen. Het is goed om te zien dat onze bedrijven dat meer dan ooit tevoren doen. Via de WBSO ondersteun ik graag al deze innovatieve starters, mkb’ers en grootbedrijven waar de maatschappij als geheel baat bij heeft."
Aantal ondersteunde fulltime banen gestegen
Via de WBSO kunnen bedrijven een deel van hun loonkosten en andere noodzakelijke uitgaven voor het doen van onderzoek en ontwikkeling (R&D) verlagen. Uit de jaarrapportage Focus op research & development, de WBSO in 2022 blijkt dat het bedrag aan innovatieprojecten bestaat voor € 4,7 miljard aan loonkosten en € 3,5 miljard aan niet-loonkosten. Dat is een stijging van bijna € 500 miljoen ten opzichte van 2021. Met het werk waar bedrijven WBSO voor ontvingen, zijn iets minder dan 93.000 hoogwaardige arbeidsplaatsen (fulltime banen) gemoeid, een stijging van bijna 1.600 arbeidsplaatsen ten opzichte van 2021. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de regeling namens het ministerie van EZK uit. Bekijk meer informatie over WBSO.
Mannenmode die langer meegaat en slimmere batterijen voor energieopslag
Eén van de bedrijven die succesvol gebruikmaakt van de innovatieregeling is het duurzame mannenkledingmerk LABFRESH. Met steun van de WBSO is de speciale technologie van het bedrijf ontwikkeld. Die zorgt ervoor dat de kleding vlek-, geur-, zweet- en kreukbestendig is, waardoor je het minder vaak hoeft te wassen en het langer meegaat. Het bedrijf heeft eigen winkels in Amsterdam en Kopenhagen, verkooppunten in bijna 100 landen en wil verder uitbreiden wereldwijd. Wind- en zonne-energie is er genoeg, maar hoe sla je die slim op? Een cruciaal onderdeel van onze energietransitie waarbij meer efficiëntie een uitdaging is. Het bedrijf Elestor uit Arnhem ontwikkelt, met steun uit de WBSO, een innovatieve en goedkopere batterij die grote hoeveelheid elektriciteit voor lange tijd op kan slaan. Zowel de materialen, cellen, systemen en de besturing zijn voor deze batterij vernieuwd.
Meer praktijkvoorbeelden en informatie zijn te vinden in het WBSO-jaarverslag.
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
Ministerie van Economische zaken en Klimaat
Femmy Barends, woordvoerder
E f.barends@minezk.nl
M 06 5016 4515
De Seed Business Angels-regeling (SBA) biedt een oplossing voor financieringsproblemen bij innovatieve bedrijfsplannen. Recentelijk maakte het kabinet een ambitieus beleid voor start-ups en scale-ups bekend. De SBA-regeling past daar naadloos in: door zich te richten op financiering van start-ups in een vroege levensfase wordt innovatiekracht al van meet af aan gesteund en hebben projecten een grotere kans van slagen. Het afgelopen jaar werden 390 start-ups gefinancierd met behulp van de SBA-regeling, wat in totaal zorgde voor een totale financiering van € 936 miljoen van private partijen in de start-upsector.
Start-ups en scale-ups zijn de vernieuwers van de economie. Ze kunnen helpen bij economische groei en zijn een katalysator voor verandering en aanjager van transities. Qua aantallen gaat het goed; Nederland heeft 2,2 keer meer start-ups per capita dan het Europese gemiddelde. Toch groeit maar 21% van de start-ups door naar de scale-upfase, meestal omdat er gebrek is aan financieringsmogelijkheden. Met de Seed Capital- en de Seed Business Angels (SBA)-regelingen helpt het kabinet dit op te lossen.
Overheid verdubbelt inleg
Met behulp van de SBA-regeling krijgen start-ups in een vroeg stadium al financiering én kennis en kunde. Zo begint meer Nederlandse innovatiekracht al bij de bron. Investeerders die een technische of creatieve start-up willen financieren, kunnen een lening aanvragen voor het opzetten van een Seed Business Angelfonds. De inleg van private investeerders wordt verdubbeld, waardoor zij maximaal € 1 miljoen ontvangen om te investeren in een portefeuille van technologisch innovatieve start-ups op basis van hun eigen fondsplan. Voor de lening geldt een gunstige terugbetalingsregeling. Op dit moment zijn 22 Seed Business Angelfondsen actief. Op deze manier stimuleert de overheid investeringen in innovaties die anders wellicht als een te groot risico worden ingeschat.
Circulaire start-ups
Onderzoek naar circulair financieren van Royal HaskoningDHV en KplusV in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) onderstreept het belang van dit soort regelingen. Hierin wordt aangetoond dat start-ups en mkb-bedrijven die circulair willen werken vaak moeilijk financiering vinden. Hoewel Nederland een van de meest succesvolle start-up-ecosystemen van de EU heeft, toont het rapport dat ons land de aansluiting met de wereldwijde toplanden, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Aziatische landen, verliest. Een van de struikelblokken is de afhankelijkheid van Nederlandse bedrijven van buitenlandse investeerders. Dat gaat ten koste van de Nederlandse autonomie, schrijven de onderzoekers. Daarom wordt aangeraden meer 'smart capital' beschikbaar te maken in de vroege fase van een start-up. Smart capital combineert financiering met kennisdeling.
De SBA-regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en is onderdeel van een groter aantal regelingen waarmee de overheid startups op weg helpt. Doordat deze regelingen elkaar versterken, ontstaat een sneeuwbaleffect dat startups in Nederland stimuleert en Nederland helpt stijgen op de mondiale innovatieladder.
Meer informatie en aanvragen: Seed Business Angel-regeling
Voor de pers
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
Een hele partij haaienvinnen van ruim 1000 haaien is door de Douane onderschept in een postsorteercentrum in Den Haag. Op last van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO) is de partij in beslag genomen en uiteindelijk vernietigd. In pakketten afkomstig uit Hongkong met bestemming Nederland, troffen zij een grote lading van 120 kilo haaienvinnen aan van de kortvinmakreelhaai. Ook was er een partij van 29 haaienvinnen afkomstig van de gladde hamerhaai.
De haaienvinnen zijn gedroogd en erg licht. Volgens een voorzichtige schatting staat de 120 kilo ongeveer gelijk aan 4000 vinnen. Hier zijn tussen de 800 en 1300 haaien voor gedood. De haaienvinnen zijn afkomstig van twee haaiensoorten die worden beschermd onder het CITES-verdrag. Dat heeft als doel om de internationale handel in beschermde dier- en plantensoorten te reguleren. Dit om deze soorten haaien in stand te houden.
Bescherming hard nodig
Naar schatting worden er elk jaar zo’n 100 miljoen haaien gedood, voornamelijk voor de vinnen. Bescherming van haaien is dus hard nodig. Voor de handel in deze dieren of producten hiervan geldt daarom strikte wet- en regelgeving. Voor internationale in- en uitvoer van CITES-soorten zijn vergunningen nodig, die bij RVO aangevraagd kunnen worden. De medewerkers van de Douane controleren hier op. Bij deze haaienvinnen waren de vereiste CITES-documenten niet aanwezig. Daarom nam RVO de haaienvinnen in beslag en zijn ze uiteindelijk vernietigd. RVO voert nog nader onderzoek uit naar de Nederlandse betrokkenen in deze zaken.
Voor de pers
Brenda Heidinga, woordvoerder
E brenda.heidinga-dejong@rvo.nl
M 06 1565 8393
Bijlagen - Foto's
De foto's zijn vrij voor gebruik.
Vinnen van de gladde hamerhaai.
Kortvinmakreelhaai partij van 120 kg.
InnovatieX brengt innovators in de fysieke leefomgeving samen op de InnovatieExpo 2023. Binnen het thema 'samen bouwen en innoveren aan een toekomstbestendig Nederland' ontmoeten bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de overheid elkaar om innovatieve oplossingen te zien, bespreken en versnellen. De InnovatieExpo 2023 vindt op 2 november 2023 plaats in de Van Nelle Fabriek in Rotterdam. Geïnteresseerden kunnen zich nu inschrijven.
Balans
De omgeving waarin wij wonen, werken, recreëren en creëren, oftewel de fysieke leefomgeving, omvat bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, bodem, lucht, landschap, natuur en erfgoed. Hoe brengen we al deze facetten op de juiste manier met elkaar in verbinding, zodat er een balans ontstaat voor een duurzame toekomst? De juiste samenwerkingsverbanden voor de oplossing vinden deelnemers op de InnovatieExpo.
Denk aan:
- circulair biologisch afbreekbaar plaatmateriaal van zeewier als alternatief voor bestaande bouwmaterialen;
- geodata om te bepalen wat een goede locatie is voor een nieuwe woonwijk;
- zonnepanelen die duurzame stroom leveren én fruit beschermen tegen extreem weer.
Dagvoorzitters en sprekers
De dagvoorzitters van het plenaire programma zijn Mark Wijman en Fiona Yauw. Zij ontvangen binnen dit programma vooraanstaande sprekers. Een van hen is futurist Christian Kromme. Hij buigt zich over de vraag: hoe zetten we nieuwe technologieën in om te transformeren naar een duurzame toekomst? Als tweede spreekt klimaatexpert Tim van Hattum over 7 routes naar een hoopvolle toekomst: hoe bereiken we gezamenlijk een toekomstbestendig Nederland? Landschapsarchitect Jannemarie de Jonge gaat in op het vraagstuk: hoe richten we in de nabije toekomst onze fysieke leefomgeving in, gezien de grote noodzakelijke transities waar we voor staan?
Expo 2023
Naast een rijkgevuld sprekersprogramma, biedt de Expo innovaties en subsessies om de diverse transities te adresseren. We verwachten 2.000 deelnemers en tientallen exposanten en sprekers. De InnovatieExpo 2023 is een initiatief van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en wordt georganiseerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Inschrijving vindt plaats via www.innovatiex.nl.
Meer weten?
Voor de pers
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
Energiebesparing is belangrijk om energiekosten te besparen, maakt Nederland minder afhankelijk van de import van fossiele brandstoffen en zorgt voor minder CO2-uitstoot. Veel bedrijven en instellingen zijn nu al verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen die zich in 5 jaar of minder terugverdienen. Om het besparen van energie verder te stimuleren scherpt het kabinet de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen aan per 1 juli 2023. Daarmee vallen meer maatregelen en meer bedrijven en instellingen onder de plicht om het energiegebruik waar mogelijk te verlagen of te verduurzamen. De aanscherping is eerder aangekondigd en treedt per 1 juli in werking. Bedrijven en instellingen moeten uiterlijk op 1 december 2023 via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) rapporteren over de maatregelen.
Minister Jetten (Klimaat en Energie): "Energie besparen is de snelste manier om als bedrijf weerbaarder te worden tegen de schommelende energieprijzen en de CO2-uitstoot te verlagen. Door de energiebesparingsplicht en informatieplicht aan te scherpen én de onderzoeksplicht in te voeren, zorgen we dat onbenut energiebesparingspotentieel dat er vaak nog is, inzichtelijk wordt en bedrijven en instellingen daar ook hun voordeel mee kunnen doen."
Aanpassingen energiebesparingsplicht
De bestaande energiebesparingsplicht is op diverse punten aangescherpt. Zo is de doelgroep uitgebreid naar bedrijven en instellingen die onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) vallen. Ook de glastuinbouw en bedrijven die een omgevingsvergunning milieu nodig hebben, zoals afvalverwerkingsbedrijven en bedrijven in de zware industrie, vallen vanaf 1 juli 2023 onder de plicht. Naast een uitbreiding van de energiebesparende maatregelen worden ook maatregelen voor de productie van of de overstap op hernieuwbare energie(dragers) verplicht. Mits deze een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder hebben en leiden tot een verlaging van de CO2-uitstoot.
Maatregelen om mee aan de slag te gaan
Vestigingen van bedrijven en instellingen met een jaarlijks gebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) hebben een informatieplicht om te rapporteren over de uitgevoerde en nog uit te voeren maatregelen. Hiervoor kunnen bedrijven en instellingen gebruik maken van de Erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan 149 maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder per bedrijfsactiviteit opgenomen. Voor de glastuinbouwsector is een aparte lijst en terugverdientijdmethodiek opgesteld vanwege afwijkende energieprijzen en wordt op zeer korte termijn gepubliceerd.
Onderzoeks- en informatieplicht
Voor grote energiegebruikers in bepaalde sectoren met een jaarlijks gebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 gas(equivalent) is er een onderzoeksplicht. Deze bedrijfsvestigingen moeten een onderzoek uitvoeren naar alle kosteneffectieve maatregelen en een uitvoeringsplan opstellen voor maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. De terugverdientijd van maatregelen wordt volgens een vastgelegde methodiek bepaald. Om zeker te weten of bedrijfsvestigingen een informatieplicht of onderzoeksplicht hebben kunnen zij gebruik maken van het stappenplan. Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht wordt vanaf 1 juli 2023 volledig belegd bij de 29 regionale omgevingsdiensten.
Start voorlichtingscampagne
De Rijksoverheid is recent een landelijke voorlichtingscampagne gestart om bedrijven en instellingen te informeren over de nieuwe verplichtingen. Daarnaast zijn veel bedrijven en medeoverheden per brief geïnformeerd door het ministerie van EZK.
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
De grens van 500.000 laadpunten in Nederland gepasseerd, zo rapporteert de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL). Dit staat in de Voortgangsrapportage die aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het gaat om private, (semi-) publieke laadpunten en snellaadpunten. Semipublieke laadpunten zijn publiektoegankelijk, maar zijn doorgaans met beperkingen toegankelijk. Voorbeelden hiervan zijn werk- en bezoeklocaties (bijvoorbeeld supermarkten en kantoren).
Elektrisch laden: eenvoudig, slim en overal
De NAL heeft als opgave voldoende laadinfrastructuur te realiseren zodat een snelle transitie naar elektrisch vervoer mogelijk wordt gemaakt. Gemeenten en NAL-regio’s hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitrol van publieke laadinfrastructuur. Ook hebben zij een vitale rol in het faciliteren van andere vormen van laden, zoals semipubliek en privaat laden (waaronder laadpunten voor Verenigingen van Eigenaren - VvE’s). Uitgangspunt voor de NAL is dat het laden van een elektrisch voertuig net zo gemakkelijk is als het laden van een mobiele telefoon: eenvoudig, slim en overal.
Groei van elektrisch vervoer neemt toe
Gerben Jan Gerbrandy, voorzitter NAL: "We liggen goed op koers. Nederland behoort tot de koplopers van Europa als het gaat om laadinfrastructuur. Maar er zijn ook uitdagingen. De groei van elektrisch vervoer neemt elk jaar toe. Met name bij de uitrol van snelladers en laadmogelijkheden voor zwaar vervoer is voldoende capaciteit een zorg. Er wordt landelijk en regionaal door overheden en netbeheerders veel gedaan om de capaciteit slimmer te benutten en uit te breiden. Die belangen voor mobiliteit zouden steviger verankerd moeten worden in de besluitvorming."
Aantallen laadpunten per regio
Per eind april 2023 zijn er 518.000 laadpunten in Nederland, dit is inclusief het geschatte aantal private laadpunten (384.200). De verhouding tussen publiek en thuis (privaat) laden verschilt sterk per regio, zo blijkt uit de gepresenteerde cijfers in de rapportage. Dit komt doordat inwoners in bepaalde regio’s vaker over een eigen oprit of eigen parkeerplaats beschikken. In de stedelijke gebieden is dit minder het geval, waardoor het aantal private laadpunten in verhouding lager is. Daar zijn mensen meer aangewezen op de publieke laadinfrastructuur. In de landelijke regio’s, Noord voorop, laadt 88% van de EV-rijders thuis (landelijk is dit percentage 67%).
Stedelijke regio’s
De meer stedelijke regio’s, G4, Noordwest en Zuidwest hebben vooralsnog een hogere dekkingsgraad in vergelijking met de meer landelijke regio’s. De dekkingsgraad wordt inzichtelijk gemaakt door meting van het landelijk dekkend netwerk die in maart 2020 is gestart. Sindsdien is het aantal witte vlekken afgenomen, bijvoorbeeld door plaatsing van publieke laadpalen. Recent lanceerde de NAL een interactieve kaart waarop de dekkingsgraad visueel wordt weergegeven. De NAL streeft ernaar om in 2025 een landelijk dekkend laadnetwerk te hebben, met publieke laadpunten op locaties waar er niet op korte termijn vraag is van een elektrische rijder die er woont.
Snelladen
Op steeds meer plekken wordt snellaadinfrastructuur gerealiseerd, concludeert de NAL. Met name snellaadpunten langs snelwegen. Ook bij doorstroomlocaties als winkelcentra, super- en bouwmarkten verschijnen deze snelladers. Steeds meer marktpartijen investeren hierin.
Aantal stekkerauto’s per laadpunt
Het aantal batterij-elektrische auto’s is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. De (semi-)publieke laadinfrastructuur stijgt naar verhouding mee. De verhouding elektrische voertuigen per (semi-) publiek laadpunt schommelt de afgelopen jaren net boven de 4 voertuigen per laadpunt. Het aantal stekkervoertuigen (EV’s) per publiek laadpunt is redelijk stabiel rond de 7 á 7,5 voertuigen per laadpunt, maar neemt de laatste periode wel wat toe. Wanneer ook de private laadpunten worden meegeteld is het aantal stekkervoertuigen per laadpunt heel stabiel; 1,2 voertuigen per laadpunt. Dat betekent dat de groei van het aantal laadpunten op dit moment de groei van het aantal stekkervoertuigen kan bijbenen. Ter vergelijking: de Europese Unie beveelt (zoals vastgelegd in de Verordening uitrol infrastructuur alternatieve brandstoffen) lidstaten aan om te streven naar 1 publiek toegankelijk laadpunt (publiek en semipubliek inclusief snelladers) per 10 elektrische voertuigen.
Plaatsingstempo
Het plaatsingstempo neemt de laatste jaren fors toe, rapporteert de NAL. In de periode voor de NAL van start ging (in 2019) werden er gemiddeld rond de 400 laadpunten per maand geplaatst. Momenteel worden gemiddeld ruim 1.000 publieke laadpunten per maand geplaatst. Deze toename van het plaatsingstempo is in elke regio waar te nemen. Voor het realiseren van de ambitie van een landelijk dekkend netwerk, is een versnelling van het proces nodig, stelt de NAL. De gemiddelde duur van het aanvragen van een publiek laadpunt (of signalering dat een extra laadpunt nodig is) tot de daadwerkelijke plaatsing is van veel factoren afhankelijk. Verschillende partijen hebben een rol in dit proces: gemeenten, laadpaalexploitanten, netbeheerders, aannemers en bewoners. Op dit moment worden publieke laadpunten vooral vraaggestuurd geplaatst. De komende jaren zullen meer NAL-regio’s en gemeenten laadpunten proactief en datagestuurd gaan plaatsen. Bij datagestuurd plaatsen wordt gekeken naar de laaddruk in bepaalde gebieden: hoeveel auto’s gebruikmaken van een laadpunt. Proactief plaatsen zorgt ervoor dat EV-rijders van meer laadpunten gebruik kunnen maken. De NAL werkt aan een dashboard dat de doorlooptijden in het proces van aanvraag en realisatie in beeld brengt.
Trends en ontwikkelingen
Het afgelopen jaar is er opnieuw een groot aantal gemeenten aan de slag gegaan met een laadvisie op lokaal of regionaal niveau. Dit voor verschillende modaliteiten (waaronder ook bestel- en vrachtvoertuigen) en typen laadinfrastructuur (snelladen, regulier, privaat, publiek). In meerdere regio’s is afgelopen jaar een nieuwe concessie gestart of is er een in voorbereiding. Zo kunnende komende jaren meer publieke laadpunten worden uitgerold.
Naast netcongestie signaleert de NAL in de rapportage ook andere knelpunten, waaronder de kosten voor elektrisch laden. Door de energiecrisis is er sprake van sterk schommelende prijzen. Elektrisch rijden is economisch gezien minder aantrekkelijk geworden dan het rijden in een brandstofauto. De NAL stelt dat elektrisch rijden financieel aantrekkelijker moet zijn dan rijden op benzine of diesel, en vraagt het kabinet uitdrukkelijk hier maatregelen op te voeren. Ook de transparantie over gehanteerde prijzen bij een laadpunt moet beter.
Gerbrandy: "Door de energiecrisis is het laden van een auto soms wel twee tot driemaal duurder geworden. Het wegvallen van fiscale stimulering na 2025 en de hogere motorrijtuigenbelasting vanwege het hogere gewicht van elektrische auto’s zal dat effect verder verergeren. Zonder maatregelen die de elektrische auto in verhouding tot de fossiele brandstofmotor financieel aantrekkelijker maken, kunnen de klimaatdoelen van het kabinet ten aanzien van mobiliteit ernstig in gevaar komen."
Een ander knelpunt volgens de NAL is elektrificatie van de logistieke sector. Naast de eerder genoemde netcongestie zijn de huidige hoge aanschafkosten van elektrisch materieel, lange levertijden van elektrische vrachtwagens en de aanleg van voldoende laadinfrastructuur voor zwaar vervoer een punt van zorg. De NAL werkt aan oplossingen om de overstap voor ondernemers verder te vergemakkelijken, met hulp vanuit het Rijk.
Over de NAL
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 alle vervoer emissievrij is. In 2030 rijden er naar verwachting bijna 2 miljoen elektrische auto’s op de Nederlandse wegen. Maar ook elektrische scooters, bestelbusjes, vrachtwagens en mobiele machines op de bouwplaats. Al deze duurzame voertuigen moeten opgeladen worden. Dat kan alleen met een goed en dekkend laadnetwerk. De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) werkt sinds 2019 aan deze opgave. De NAL zorgt ervoor dat de ontwikkeling van laadinfrastructuur in Nederland aansluit bij de uitrol van alle soorten elektrisch vervoer. Niet alleen op de eigen oprit, maar ook in de openbare ruimte, op bedrijventerreinen en bij tankstations. Zonder file op het elektriciteitsnet. Een groot deel van de afspraken en acties worden lokaal en regionaal uitgevoerd. Ondernemers, overheid, netbeheerders en kennisinstellingen werken nauw samen. Zij ondersteunen regio’s en gemeenten om een dekkend, betrouwbaar en toekomstbestendig laadnetwerk te realiseren en bij te dragen aan een duurzaam en stabiel energiesysteem.
Meer weten?
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
In de afgelopen twee jaar zijn 2 miljoen extra huishoudens overgestapt op schone kookoplossingen, zoals koken op een kookplaat of efficiënt kooktoestel in plaats van een open vuur. Dat is het resultaat van het SDG-7 Results-programma van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Met dit programma draagt RVO bij aan toegang tot hernieuwbare energie voor huishoudens in ontwikkelingslanden. De transitie naar schoon koken is goed voor het klimaat, redt mensenlevens en vergroot de emancipatie van vrouwen en meisjes.
Ambitie flink opgeschroefd
Sinds 2004 is RVO bezig met het wereldwijd vergroten van de toegang tot schone energie en schone kookoplossingen. In het kader van de Millennium Development Goals heeft Nederland oorspronkelijk het doel van 15 miljoen mensen wereldwijd gesteld. Dat aantal is in 2015 behaald. Het huidige kabinet heeft de ambitie flink opgeschroefd: in 2030 moet de Nederlandse inzet hebben geleid tot 100 miljoen extra mensen die toegang hebben tot schone energie. Nederland is een van de grote spelers bij deze transitie. Ons land combineert samenwerking met private partijen, NGO’s en kennisinstellingen met publieke investeringen in faciliteiten voor schone energie (zonne-energie systemen en schoon koken). RVO richt zich in deze activiteiten veelal op de allerarmsten en mensen in afgelegen gebieden.
Grote impact op de luchtkwaliteit
Wereldwijd hebben 2.4 miljard mensen geen toegang tot schoon koken. Deze mensen, veelal woonachtig in Zuidoost-Azië en Sub-Sahara-Afrika, koken meestal op open vuur van hout of op houtskool, vaak binnen het huis. Dat leidt tot veel uitstoot van rook en roet. Dit heeft een grote impact op de luchtkwaliteit en het klimaat. Zo overlijden jaarlijks meer dan 4 miljoen mensen wereldwijd aan luchtvervuiling, meer dan aan malaria, tuberculose en hiv/aids samen. Bovendien is de klimaatimpact van traditioneel koken net zo groot als die van de mondiale luchtvaart.
Emancipatie van vrouwen en meisjes
Traditioneel koken remt ook de emancipatie van vrouwen en meisjes. Zij zijn nu doorgaans verantwoordelijk voor het verzamelen van brandstof, moeten het vuur op gang houden en blijven zo lange tijd in de rook zitten. Hierdoor houden zij weinig tijd over voor andere activiteiten zoals onderwijs, blijven ze gekluisterd aan huis en lopen ze de meeste kans op ernstige gezondheidsschade door rook.
Meer weten?
Voor de pers
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
Bedrijven investeerden in 2022 voor maar liefst € 3,5 miljard energiezuinige technieken en duurzame energie. Dat is een stijging van 61% ten opzichte van het jaar ervoor, dat ook al een uitzonderlijk jaar was. Zij maakten hierbij gebruik van de Energie-investeringsaftrek (EIA), een fiscale regeling die gemiddeld 11% belastingvoordeel oplevert. Dit blijkt uit cijfers van het EIA-jaarverslag 2022 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Sterke vermindering CO2-uitstoot
Met de EIA wil de overheid energiezuinige investeringen stimuleren en een impuls geven aan de energietransitie. Bijna 18.000 ondernemers vroegen EIA aan, dat is een stijging van 57% ten opzichte van het jaar ervoor. De € 3,5 miljard aan investeringen zorgen voor een verdere vermindering van de CO2-uitstoot; van 1.074 kiloton CO2 in 2021 naar 1.753 kiloton CO2 in 2022, een afname van maar liefst 63%. De energiebesparing die de investeringen opleveren is vergelijkbaar met het jaarlijkse energieverbruik van ongeveer 539.000 huishoudens.
Zonnepanelen
Ondernemers uit uiteenlopende sectoren kunnen gebruikmaken van de EIA, zoals bijvoorbeeld de land- en tuinbouw, detailhandel, transport, horeca en industrie. Bedrijven dienden de meeste aanvragen in voor zonnepanelen, ledverlichting en warmtepompen. Het meeste geld gaven ondernemers uit aan het energiezuiniger maken van bestaande bedrijfsprocessen, zonnepanelen en systemen voor het benutten van afvalwarmte.
Over EIA
Al meer dan 25 jaar is de Energie-investeringsaftrek (EIA) een solide financiële stimulans voor Nederlandse ondernemingen. Bedrijven die investeren in technieken uit de zogenoemde Energielijst, kunnen via de Energie-investeringsaftrek (EIA) tot 45,5% van de investeringskosten aftrekken van hun fiscale winst.
EIA-jaarbericht
De gegevens uit het EIA- jaarbericht 2022 hebben betrekking op de periode van 1 januari 2022 tot 1 april 2023 (peildatum 1 april 2023). In deze periode zijn alle aanvragen ingediend voor de EIA-regeling van 2022.
Meer weten?
Voor de pers
Brenda Heidinga, woordvoerder
E brenda.heidinga-dejong@rvo.nl
M 06 1565 8393
Ondernemers kunnen hun uitvindingen voortaan in 17 Europese landen tegelijk beschermen met een enkel octrooi. Vanaf 1 juni kunnen zij namelijk het 'unitair octrooi' aanvragen. Dit octrooi geldt in alle 17 deelnemende landen tegelijk. De introductie van het unitair octrooi is een onderdeel van vernieuwing van het Europees octrooisysteem.
Voor internationaal opererende ondernemers kan dit een uitkomst zijn; het is goedkoper en aanzienlijk eenvoudiger dan in elk land een apart octrooi registreren. Het unitair octrooi geldt, naast Nederland, ook in België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Zweden.
Handhaving van octrooi
Handhaving van het unitair octrooi vindt plaats bij het Unified Patent Court (UPC). Hiervan zijn in München en Parijs al hoofdvestigingen. Vanaf 1 juni is ook een lokale vestiging in Den Haag actief. Ondernemers kunnen daar terecht met conflicten over de naleving van het unitair octrooi.
Unitair octrooi verbetering voor ondernemers
Het unitair octrooi is overigens niet de enige optie voor ondernemers om hun innovaties te beschermen. Zo is er ook nog de mogelijkheid om een Nederlands octrooi of een Europees octrooi aan te vragen. Waar het Nederlandse octrooi alleen geldig is in Nederland, is een Europees octrooi geldig in heel Europa. Maar bij een Europees octrooi moet een ondernemer, in tegenstelling tot het unitair octrooi, in ieder land vervolgens apart het octrooi registreren, inclusief bijbehorende kosten voor registratie en vaak een vertaling van het octrooi naar de taal van het land. Het unitair octrooi is een enkel octrooi dat geldt in 17 landen en vormt daarmee een aanzienlijke verbetering voor innoverende ondernemers.
Meer weten?
Voor de pers
Peter Sonneveld, woordvoerder
E peter.sonneveld@rvo.nl
M 06 2756 4032
Het kabinet introduceert twee hulpmiddelen om de economische weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) lanceerde vandaag het Ondernemersloket Economische Veiligheid, een informatie- en adviesloket voor het Nederlandse kennisintensieve mkb. Daarnaast treedt op 1 juni de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo) in werking, een wet die het mogelijk maakt om wijzigingen in zeggenschap vanwege investeringen, fusies en overnames te toetsen. Beide instrumenten ondersteunen en beschermen de Nederlandse economie en kennisintensieve bedrijven tegen ongewenste kennisoverdracht.
Ondernemersloket vergroot economische veiligheid
Overnames, fusies en andere vormen van investeringen worden steeds vaker door staten ingezet om hun geopolitieke doelen te behalen. In het coalitieakkoord is afgesproken dat de Nederlandse bedrijfsbelangen en nationale veiligheid beter beschermd zullen worden. Met het Ondernemersloket Economische Veiligheid en de Wet Vifo voert het kabinet dit verder uit. Het loket vormt een centraal aanspreekpunt voor ondernemers met vragen over economische veiligheidsrisico’s. Het loket richt zich specifiek op het kennisintensieve mkb, inclusief startups en scale-ups. Ondernemers kunnen bij het loket terecht voor actuele informatie, kennis en advies over onder andere het opzetten van vestigingen in het buitenland, bescherming van intellectueel eigendom en handel in technologie die geschikt is voor zowel civiele als militaire doeleinden (dual-use) of andere sensitieve technologie. Aanbieders van sensitieve technologie werken met kennis, vaardigheden, goederen en technieken die van invloed kunnen zijn op de nationale veiligheid als deze uitlekt.
Minister Adriaansens: “Dit loket gaat een groot verschil maken voor het vergroten van de economische veiligheid voor ondernemers. Als overheid willen we niet alleen waarschuwen voor gevaren, maar ondernemers ook helpen om daar iets tegen te doen. Het liefst zo makkelijk en laagdrempelig mogelijk. Het Ondernemersloket Economische Veiligheid biedt één centraal loket waar je als ondernemer geholpen wordt met specifieke en concrete vragen over met wie je zaken kan doen door specialisten van verschillende ministeries. Zo hoef je niet zelf op zoek naar de juiste expert.”
Het Ondernemersloket Economische Veiligheidernemersloket Economische Veiligheid is een samenwerking tussen meerdere ministeries, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD en wordt gecoördineerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de website van het loket vinden ondernemers actuele informatie en kennis over diverse onderwerpen rondom economische veiligheid, waaronder export van strategische goederen en informatie over de Wet Vifo. Ook kunnen mkb-ondernemers advies vragen aan het loket over mogelijke risico’s en de maatregelen die zij daartegen kunnen nemen. Het loket is te vinden via www.economischeveiligheid.nl.
Veiligheidstoets voor vitale aanbieders
De Wet Vifo voert een veiligheidstoets in voor vitale aanbieders (bedrijven van zo'n groot belang voor de Nederlandse samenleving dat verstoringen of uitval tot ontwrichting kan leiden), beheerders van bedrijfscampussen en ondernemingen op het gebied van sensitieve technologie. De veiligheidstoets in de wet verplicht investeerders en ondernemingen om wijzigingen van zeggenschap te melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (BTI). Het BTI adviseert de minister van Economische Zaken en Klimaat en de minister van Justitie en Veiligheid of een nationaal veiligheidsrisico aanwezig is. De ministers kunnen vervolgens voorwaarden verbinden aan de investering of deze in het uiterste geval verbieden.
Meer weten?
Voor de pers
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Femmy Barends, woordvoerder minister Adriaansens, 06-50164515 en Peter Sonneveld, woordvoerder Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 06-27564032.
Bedrijven hebben in 2022 meer geïnvesteerd in innovatieve milieuvriendelijke technieken die in aanmerking komen voor belastingvoordeel. Dit blijkt uit het jaarverslag MIA\Vamil dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) publiceert. Dit jaarverslag geeft een beeld van innovatieve milieuvriendelijke technieken en bedrijfsmiddelen waarin bedrijven in 2022 met fiscaal voordeel van de MIA\Vamil hebben geïnvesteerd en hoeveel er is geïnvesteerd in verschillende branches. Via onder andere de fiscale regelingen Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) maakt de overheid het investeren in vernieuwende milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen extra aantrekkelijk.
Belastingvoordeel bijna verdubbeld
In totaal hebben in 2022 meer dan 11.000 ondernemers aanvragen ingediend. Er is in totaal over een investeringsbedrag van bijna € 4 miljard MIA\Vamil aangevraagd. Dit is een stijging van zo’n 15% ten opzichte van een jaar eerder (2021: € 3,5 miljard). Het totaalbedrag aan belastingvoordeel dat ondernemers naar verwachting via de MIA\Vamil ontvangen, komt in 2022 uit op € 229 miljoen euro, bijna een verdubbeling vergeleken met een jaar eerder. Dit netto fiscale voordeel was in 2022 € 119 miljoen. Hierbij wordt het per 2022 verhoogde budget (€ 169 miljoen MIA) volledig benut en wordt daarnaast geput uit de opgebouwde meerjarige budgetreserve van de MIA. Daarbij is het MIA budget per 2023 verder verhoogd.
Groei innovatieve duurzame investeringen
Mogelijke verklaringen voor de groei zijn gestegen grondstofprijzen en de toegenomen belangstelling voor verduurzaming als gevolg van de hoge gasprijzen. Ook zijn de MIA-aftrekpercentages per 2022 verhoogd, waardoor er per investering meer fiscaal voordeel naar ondernemers gaat. Mogelijk heeft dit ondernemers extra gestimuleerd om van de regelingen gebruik te maken. De investeringsbedragen per melding zijn in 2022 fors hoger dan in voorgaande jaren. Dit komt onder meer doordat de grens van € 25 miljoen naar € 50 miljoen per bedrijfsmiddel en per belastingplichtige in 2022 is verhoogd voor bepaalde technieken op de Milieulijst.
Gebouwde omgeving
De belangstelling om te investeren in circulaire en duurzame gebouwen en woningen blijft groot. In de categorie gebouwde omgeving is - net als vorig jaar - het grootste bedrag geïnvesteerd: € 1.671 miljoen. Deze investeringen in duurzaam gerenoveerde gebouwen, duurzame nieuwe gebouwen en circulaire woningen zijn in 2022 significant gestegen (met 43%). De stijging van het totale investeringsbedrag kan mede worden verklaard door de inhaalvraag in de bouw na de coronaperiode. Daarnaast spelen de gestegen bouwkosten als gevolg van hogere grondstofprijzen een rol.
Circulaire economie
Ook in circulaire economie is meer geïnvesteerd (€ 1.142 miljoen). Op de Milieulijst staan onder de categorie circulaire economie technieken en bedrijfsmiddelen die gericht zijn op onder meer hergebruik en recycling. Zoals het slimmer maken en slimmer gebruiken van producten en grondstoffen en levensduurverlenging van producten. Bijna een derde (€ 71 miljoen euro) van het totaal berekend netto fiscaal voordeel gaat naar investeringen die bijdragen aan de circulaire economie (2021: € 45 miljoen euro), een stijging van bijna 60%. Zo is er ten opzichte van 2021 aanzienlijk meer geïnvesteerd in oplossingen voor de (chemische) verwerking van afvalstoffen, apparatuur voor recycling en productieapparatuur waarmee grondstoffen kunnen worden bespaard. Ook investeringen in circulaire woningbouw – onderdeel van circulaire economie – droegen bij aan de groeicijfers in deze categorie.
Duurzame mobiliteit
Meer dan de helft van het totaal aantal aanvragen betreft investeringen in duurzame mobiliteit. Uitschieter is de elektrische bestelauto (2.693 meldingen met een gemeld investeringsbedrag van € 220 miljoen). Het totaal gemelde investeringsbedrag voor duurzame mobiliteit is met € 954 miljoen lager dan in 2021. Dit komt hoofdzakelijk doordat elektrische personenauto’s inmiddels zodanig gangbaar zijn dat deze sinds 2022 niet meer onder de MIA\Vamil vallen.
Duurzame landbouw
Ook landbouw blijft met 2.000 meldingen een belangrijke pijler in de totale milieu-investeringen. Voorbeelden zijn Groen Label Kassen en productiesystemen voor algen, kroos of (zee)wieren. In 2022 werd een totaal investeringsbedrag van € 517 miljoen gemeld, een groei van 25 procent ten opzichte van 2021.
De cijfers van de overige categorieën (Lucht en Klimaat; Grondstoffen en Watergebruik; Ruimtegebruik) staan op rvo.nl.
Over de Milieulijst
Innovatieve en milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor fiscaal voordeel via de MIA\Vamil staan vermeld op de Milieulijst. Dit is een lijst met meer dan 300 van deze technieken die jaarlijks wordt aangepast. Of een bedrijfsmiddel nieuw op de Milieulijst verschijnt, hangt af van verschillende criteria: een bedrijfsmiddel moet een aanzienlijke milieuverdienste hebben, boven de wettelijke norm, en ook innovatief zijn (en daarmee vaak duurder ten opzichte van het gangbare alternatief in de branche). Het indienen van een voorstel voor de Milieulijst 2024 is nog mogelijk tot uiterlijk 15 juni.
Hoe werkt het fiscale voordeel?
De Vamil biedt de mogelijkheid tot 75% van een investering op een willekeurig moment af te schrijven. Door af te schrijven in het jaar waarin dat het beste uitkomt, vermindert de fiscale winst. Ondernemers hoeven in het jaar dat zij meer afschrijven minder inkomsten- of vennootschapsbelasting te betalen. Met de MIA profiteren ondernemers van een extra aftrekmogelijkheid van de fiscale winst. De aftrekpercentages voor de MIA bedroegen in 2022 45%, 36% of 27%. Als een ondernemer naast de Vamil ook gebruikmaakt van de MIA kan het netto-voordeel in 2022 oplopen tot ruim 14% van het investeringsbedrag.
Uitvoering
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het ministerie van Financiën zijn verantwoordelijk voor de MIA\Vamil-regelingen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Belastingdienst voeren de regelingen uit. RVO ondersteunt de regelingen met onder andere een helpdesk, technische controles van de meldingen, technisch inhoudelijke advisering van de Belastingdienst en de coördinatie van voorstellen voor de Milieulijst. De Belastingdienst besluit over de toekenning van MIA en/of Vamil.
Meer weten?
Voor de pers
Brenda Heidinga, woordvoerder
E brenda.heidinga-dejong@rvo.nl
M 06 1565 8393
De online databank met subsidies in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is recentelijk aangevuld met gegevens over het jaar 2022. Uit deze databank blijkt dat er in Nederland het afgelopen jaar € 662 miljoen aan Europese directe landbouwsubsidies is uitgekeerd, terwijl er € 126 miljoen werd uitbetaald in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma. De databank, inclusief gedetailleerde informatie over de subsidieontvangers en -bedragen, is beschikbaar op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Deze gegevens, afkomstig uit het boekjaar 2022 (16 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2022), geven een overzicht van de verschillende subsidies die in Nederland beschikbaar zijn in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De databank biedt transparantie over de toewijzing van deze subsidies en helpt bij het monitoren van de uitgaven.
De geactualiseerde databank biedt belangrijke informatie voor landbouwers, onderzoekers, beleidsmakers en het grote publiek. Het stelt hen in staat om beter geïnformeerd te zijn over de beschikbare subsidies en de impact hiervan op de landbouwsector en het plattelandsleven.
RVO is verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in Nederland en zorgt voor een goede en transparante toewijzing van subsidies.
De geactualiseerde databank met informatie over de subsidies in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is nu beschikbaar op de website van de RVO: Openbaarmaking Europese subsidiegegevens.
Voor de pers
Saskia Lalta, woordvoerder
E pers@rvo.nl
M 06 2735 6174
Bedrijven in de bouwsector kunnen sinds deze week subsidie aanvragen voor de aanschaf van nieuwe emissieloze (uitstootvrije) bouwwerktuigen en bouwvoertuigen. Zoals bijvoorbeeld elektrische shovels, graaf- en heimachines, betonmixers en kieptrucks. Met de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) wil de overheid bouwbedrijven stimuleren om over te stappen op schoon bouwmaterieel om zo een bijdrage te leveren aan het terugdringen van stikstof. De SSEB-regeling is een onderdeel van het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB), waarin medeoverheden en stakeholders in de bouwsector een haalbare en effectieve routekaart opstellen om de verduurzaming van mobiele werktuigen en bouwlogistiek tot 2030 vorm te geven.
Bijna alle stikstofuitstoot op de bouw komt door het gebruik van mobiel bouwmaterieel op de bouwplaats. Bouwwerktuigen en bouwvoertuigen, waarvan er naar schatting zo’n 80.000 zijn in Nederland, draaien vaak op diesel, en stoten naast stikstof ook fijnstof en broeikasgassen uit. Het kabinet wil dat de bouw in 2030 60% minder stikstof uitstoot ten opzichte van 2018. De SSEB-regeling draagt ook bij aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord en het Schone Lucht Akkoord.
Meer budget in 2023
Het totale SSEB-budget voor 2023 bedraagt € 60 miljoen, een verdrievoudiging van het budget vergeleken met 2022. Behalve subsidie voor de aanschaf van nieuwe emissieloze bouwmachines is het ook mogelijk subsidie aan te vragen voor de ombouw en aanpassing van al in gebruik zijnde bouwwerktuigen en -vaartuigen tot emissiearm of emissieloos. Ook is er subsidie voor innovaties en haalbaarheidsonderzoek op het gebied van emissieloze bouwmachines en de benodigde laad- of tankoplossingen.
Aanvragen
Aanvragen is mogelijk sinds dinsdag 9 mei 2023. De eerste dag zijn er totaal bijna 1.000 SSEB-aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ingediend. Vooral voor de SSEB Aanschaf is veel belangstelling. Het beschikbare budget voor de aanschaf van emissieloze bouwmachines (waaronder bouwvoertuigen) bedraagt in 2023 € 36 miljoen. Voor deze categorie zijn de eerste dag 907 aanvragen ingediend, voor een totaal aanvraagbedrag van € 66,3 miljoen. Daarmee is SSEB Aanschaf na de eerste dag overtekend. Er is meer geld aangevraagd dan er beschikbaar is.
Voor ombouw (inclusief hermotorisering) is totaal € 14 miljoen beschikbaar. Voor ombouw zijn de eerste dag 87 aanvragen ingediend (totaal aanvraagbedrag: € 13,1 miljoen).
De ingediende aanvragen SSEB Aanschaf en SSEB Retrofit moeten nog worden verwerkt en genoemde bedragen en aantallen aanvragen zijn nog niet gecorrigeerd op dubbel ingediende of onvolledige aanvragen. Daarnaast moeten de aanvragen ook nog inhoudelijk worden getoetst. De uiteindelijke budgetclaim zal naar verwachting lager uitvallen.
Voorwaarden aanschaf
Voor de aanschafregeling (‘SSEB Aanschaf’) geldt dat de subsidieaanvrager machines zelf gebruikt of via lease of verhuur aanbiedt aan andere bedrijven. De subsidie op de aankoop van nieuwe emissieloze bouwwerktuigen en bouwvoertuigen bedraagt 40% van de meerkosten ten opzichte van een bouwmachine met verbrandingsmotor (voor midden- en kleinbedrijf maximaal 50%). Het subsidiebedrag wordt verminderd met MIA-korting. Dit vaste percentage van 11,25% wordt berekend over de investeringskosten van de bouwmachine.
Voorwaarden ombouw
De SSEB voor ombouw ('SSEB Retrofit') heeft dezelfde subsidiepercentages, maar dan berekend over de netto investeringskosten per ombouw. Deze SSEB-categorie is bedoeld om al in gebruik zijnde bouwwerktuigen en -vaartuigen tot emissiearm of emissieloos om te bouwen. Voorbeelden zijn de ombouw van diesel naar geheel elektrisch of het plaatsen van een SCR-katalysator die vervuilende stoffen opvangt. Een goede katalysator kan de uitstoot van stikstof met meer dan 80% verminderen. Deze optie is ook beschikbaar voor zeegaande bouwvaartuigen. Ook voor het vervangen van een oude brandstofmotor door een nieuwe, schonere brandstofmotor (zogenoemde hermotorisering) is subsidie beschikbaar (subsidiepercentage 15% van de netto investeringskosten). Per kalenderjaar kan een onderneming (of groep van ondernemingen) maximaal € 1 miljoen aan subsidie krijgen voor SSEB Aanschaf en/of SSEB Retrofit samen.
Innovatie
Vernieuwende ideeën die emissieloze bouwmachines en de laadinfrastructuur verbeteren, kunnen subsidie krijgen vanuit de SSEB Innovatie. Bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van nieuwe zware uitstootvrije machines zoals kranen en betonauto’s, met de bijbehorende nieuwe laad- of tankoplossingen op de bouwplaats. Voor SSEB Innovatie Experimentele ontwikkeling is totaal € 9 miljoen beschikbaar. Per experimentele ontwikkeling is het subsidiebedrag maximaal € 1 miljoen. Subsidie voor experimentele ontwikkeling wordt middels een tenderprocedure toegekend na beoordeling van een ingediend projectplan. Indienen is mogelijk tot 6 september 2023. Binnen SSEB Innovatie is daarnaast ook budget beschikbaar (€ 1 miljoen) voor het uitvoeren voor haalbaarheidsonderzoeken die leiden tot een project experimentele ontwikkeling. Het budgetplafond voor SSEB Innovatie Haalbaarheidsstudie is na de eerste dag nog niet bereikt (10 aanvragen, aangevraagd budget € 450.000).
Budget tot 2030
De SSEB loopt van 2022 tot en met 2027, met een horizon naar 2030. Tot 2030 is er op dit moment in totaal € 270 miljoen gereserveerd. De regeling wordt uitgevoerd door RVO in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Aanvragen voor SSEB 2023 is mogelijk via de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB).
Afhandeling ingediende aanvragen SSEB Aanschaf
Momenteel controleert RVO alle binnengekomen aanvragen op volledigheid. Tussen alle volledige aanvragen SSEB Aanschaf die zijn binnengekomen op 9 mei 2023 tussen 09.00 uur (tijdstip van openstelling) en middernacht wordt een loting uitgevoerd door een notaris.
Top 5 SSEB Aanschaf (incl. aantal aanvragen)
1. Rupsgraafmachine (177)
2. Shovel/laadschop (142)
3. Mobiele graafmachine (130)
4. Mobiele batterijpakket (123)
5. Verreiker (48)
Meer weten?
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
Eind 2022 stond er in Nederland 6.045 megawatt (MW) aan windvermogen op land. Daarmee is de landelijke doelstelling van 6.000 MW uit het Energieakkoord uit 2013 gehaald. Dat blijkt uit de nieuwe Monitor Wind op land van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze schetst jaarlijks de voortgang van windprojecten in Nederland.
In het Energieakkoord was afgesproken om het doel van 6.000 MW in 2020 te behalen. In 2017 werd duidelijk dat dit niet gehaald kon worden. Het doel werd uitgesteld tot 2023. Voorwaarde was dat het deel dat niét in 2020 werd gehaald, verdubbeld zou worden voor eind 2023. Dit mocht met zonne- of windenergie. Ook deze verdubbelingsafspraak is nu gehaald.
Verwachte groei in en na 2023
Er staan nog verschillende windprojecten op land gepland. De verwachting is dat het windenergievermogen in 2023 met 835 MW toeneemt. Daarnaast zitten er projecten in de pijplijn die pas na 2023 gerealiseerd kunnen worden. Deze kunnen nog eens meer dan 1.000 MW aan het potentieel toevoegen. Van een deel van die projecten is het nog niet zeker of deze er echt komen en wanneer. Zo heeft onder andere de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 (Nevele-arrest) op dit moment nog impact op de planning van nieuwe windprojecten.
In de monitor is te zien dat het aantal projecten in de pijplijn weinig toeneemt. De verwachting is dat er wel nieuwe projecten bijkomen. De RES-regio’s (Regionale Energie Strategieën) werken namelijk aan het concreet maken en het uitvoeren van hun plannen voor het behalen van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord.
Doelstellingen Klimaatakkoord
Het Klimaatakkoord verving in 2019 het Energieakkoord uit 2013. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat we in Nederland in 2030 op land minimaal 35 terrawattuur (TWh) aan duurzame elektriciteit opwekken met grootschalige zonne- en windenergieprojecten. De doelstelling van 6.000 MW uit het Energieakkoord maakt daar deel van uit. Met het windvermogen eind 2022 van 6.045 MW is het verwachte aandeel 17,9 TWh aan energieproductie bij een gemiddeld windjaar.
Meer informatie: Monitor Wind op Land
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
In het jaar 2022 zijn 1.600 duurzame projecten goedgekeurd voor steun vanuit de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). Dit is de belangrijkste regeling waarmee de overheid de productie van duurzame energie en verlaging van de CO2-uitstoot stimuleert. Hiervoor is dit keer een maximaal budget van circa € 12 miljard toegekend. Dit is de maximale subsidie over de gehele looptijd. De werkelijke uitgaven zullen naar verwachting lager uitvallen, omdat energie- en CO2-prijzen hoger kunnen uitvallen of projecten niet doorgaan. Alle goedgekeurde projecten kunnen samen 4,6 megaton CO2 per jaar besparen.
Hoger budget
Het budget van de SDE++ regeling was in 2022 fors hoger dan de voorgaande jaren. Dit kwam onder meer omdat de Europese CO2-prijs (ETS) hoger uitviel dan eerder verwacht, waardoor er minder subsidie nodig was voor eerder goedgekeurde projecten. Daarnaast maakte het kabinet in 2022 eenmalig extra budget vrij. Door het hogere budget komen meer duurzame projecten in aanmerking en kan de Nederlandse CO2-uitstoot sneller worden verlaagd.
CO2-afvang en opslag en duurzame warmte
Het grootste deel van het toegekende budget (€ 6,7 miljard) is gereserveerd voor CO2-afvang en opslag projecten (CCS). Het gaat daarbij om 8 projecten die gebruik maken van het Aramis-project voor de opslag van CO2 in lege gasvelden op de Noordzee. Omdat de SDE aanvragen voor dit project eerder werden ingetrokken of niet doorgingen, is dit de eerste keer dat er budget is toegekend aan deze projecten. Daarnaast is er ruim € 3 miljard toegekend aan hernieuwbare en CO2-arme warmte, zoals geothermie-projecten, en € 1 miljard voor hernieuwbare elektriciteit.
Start SDE++ 2023 dit najaar
Het kabinet heeft eerder aangekondigd dat er in 2023 voor het eerst ‘hekjes’ worden geïntroduceerd in de SDE-regeling. Met een hekje wordt een minimaal bedrag voor een specifieke categorie gereserveerd, zoals hoge temperatuur warmte. Daardoor komen technieken die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar op de langere termijn noodzakelijk zijn voor de energietransitie, vaker aan bod. Voor deze aanpassing is door de staatssteunregels eerst goedkeuring van de Europese Commissie nodig.
Omdat de Europese Commissie op dit moment nog geen definitieve goedkeuring heeft verleend voor de nieuwe regeling, stellen we de openstellingsronde van 2023 uit naar september dit jaar. We zullen de regeling wel op korte termijn publiceren, zodat partijen zich kunnen voorbereiden op een aanvraag.
Meer weten?
De komende tijd kunnen zo’n 400 nieuwe emissievrije vrachtwagens door bedrijven worden aangeschaft met behulp van overheidssubsidie. Batterij- of waterstofelektrisch. De subsidieregeling is dinsdag 4 april 2023 (09:00 uur) geopend en is in één dag overtekend. Dit betekent dat er meer geld aangevraagd is dan er dit jaar beschikbaar is. Het beschikbaar gestelde budget is € 30 miljoen en er is na één dag circa € 120 miljoen subsidie aangevraagd.
Subsidiebedrag
Een emissievrije vrachtwagen is veel duurder in aanschaf dan een vrachtwagen op diesel. De Aanschafsubsidieregeling Zero-Emissie Trucks (AanZET) is voor ondernemers en non-profitorganisaties die een nieuwe, volledig emissieloze (uitstootvrije) vrachtauto willen kopen of financial-leasen. De overtekening is een signaal dat er in de markt veel interesse is in het maken van de overstap van fossiel naar elektrisch rijden. Voor het budget van € 30 miljoen kunnen circa 400 elektrische vrachtwagens met subsidie worden aangeschaft. Momenteel rijden er 493 elektrische vrachtwagens in Nederland (batterij- of waterstofelektrisch).
Het subsidiebedrag is een percentage van de aanschafprijs. Het subsidiepercentage is minimaal 12,5% oplopend tot maximaal 37%. Om het mkb een extra steuntje in de rug te geven, krijgen mkb-ondernemers een hoger subsidiepercentage dan grote ondernemingen. Bij aanvragers die daarnaast een beroep doen op de fiscale regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA) kan de subsidie en belastingvoordelen oplopen tot maximaal 60% van de meerprijs.
Loting
Momenteel controleert RVO alle binnengekomen aanvragen. Onvolledige aanvragen worden afgewezen. Voor alle volledige aanvragen die de eerste dag zijn binnengekomen, volgt binnenkort een loting door een notaris. Verantwoordelijk staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) heeft aangegeven te onderzoeken of zij extra geld beschikbaar kan stellen.
Schone lucht
Vanaf 1 januari 2025 mogen steden zero-emissiezones invoeren. Dat zijn gebieden in en rond stadscentra waar vanaf 2025 alle nieuwe vrachtwagens en bestelbussen emissieloos rijden. Voor bestaande bestelbussen en vrachtwagens gelden landelijke overgangstermijnen, van maximaal 5 jaar. Daarnaast gelden een aantal uitzonderingen voor bijzondere voertuigen waar nog geen zero-emissie alternatief voor bestaat. 28 steden hebben inmiddels aangegeven een zero-emissiezone in te gaan voeren. Het doel van dit beleid is om steden leefbaarder en de lucht schoner te maken en om vanaf 2025 ieder jaar 1 megaton CO2 minder uit te stoten. Dat is belangrijk voor het klimaat.
Niet alleen voor de aanschaf van elektrische vrachtwagens is subsidie beschikbaar, maar ook voor bestelbussen (de SEBA). Naar verwachting worden begin 2024 subsidieregelingen voor publieke en private logistieke laadinfrastructuur opengesteld.
Meer informatie: Aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks (AanZET)
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
De Subsidieregeling Verduurzaming Mkb (SVM) helpt mkb-ondernemers om hun bedrijf te verduurzamen. Aanvragen is mogelijk sinds 1 april 2023. In totaal is er een budget beschikbaar van € 14,4 miljoen. Met de SVM kunnen mkb-ondernemers een vergoeding krijgen voor de inhuur van een energieadviseur voor een energieadvies op maat én voor hulp bij het uitvoeren van het advies.
Door te verduurzamen kunnen mkb-ondernemers bijdragen aan een beter klimaat en kunnen zij direct besparen op de energiekosten. Veel verduurzamingsmaatregelen verdienen zich in de praktijk snel terug.
Energieadvies
In het energieadvies van de energieadviseur staat welke energie- en CO2-besparende maatregelen er mogelijk zijn. En welke investeringen dit vraagt. Het gaat om adviezen over zowel het verduurzamen van het bedrijfspand als de bedrijfsvoering. Bijvoorbeeld over de mogelijkheden van het isoleren van muren, vloeren en daken of het aanbrengen van HR++-beglazing of het installeren van zonnepanelen. Maar ook over het aanschaffen van elektrische bestelwagens, energiezuinige keukenapparatuur of andere bedrijfsapparatuur. Ook kleinere maatregelen zoals het vervangen van conventionele verlichting door led-verlichting of het plaatsen van aanwezigheidsdectectie valt onder verduurzamingsmaatregelen.
Subsidie voor kosten ondersteuning
Ondernemers kunnen - naast subsidie voor advies - ook subsidie krijgen voor concrete begeleiding en ondersteuning bij het nemen van minimaal één van de maatregelen uit het energieadvies. Ondersteuningsactiviteiten die in aanmerking komen, zijn: het opvragen en beoordelen van offertes, het aanvragen van één of meer subsidies of onderzoeken naar andere financieringsmogelijkheden en het opstellen en uitzetten van een opdracht.
Subsidiebedrag
Als wordt voldaan aan de voorwaarden krijgen ondernemers een vergoeding voor 80% van de kosten. Het subsidiebedrag voor het verduurzamingsadvies is minimaal € 400 en maximaal € 750. Het maximale subsidiebedrag is € 2.500 voor advies én ondersteuning samen. Bedrijven die in aanmerking komen zijn mkb-bedrijven (tot 250 werknemers en een maximale jaaromzet van maximaal € 50 miljoen) die één of meer bedrijfspanden hebben of een bedrijfspand (of ruimte daarin) huren en die bovendien niet onder de wettelijke energiebesparingsplicht vallen.
De investeringen in de maatregelen zelf, zoals aanschafkosten of installatiekosten, vallen niet onder deze subsidie. Daarvoor kunnen ondernemers gebruik maken van andere subsidies zoals bijvoorbeeld de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en Energie-investeringsaftrek (EIA). Deze en andere subsidies zijn te vinden via de subsidie- en financieringswijzer.
Kwaliteit advies
Om de kwaliteit van de adviezen en ondersteuning te verbeteren is de regeling voor 2023 op punten aangepast. Nieuw is dat de energieadviseur ten minste 2 jaar ervaring moet hebben met het adviseren van mkb-ondernemers over energiebesparing en verduurzaming. De adviseur moet dit aantonen. Ook moet een de jaarafrekening van de energieleverancier als bijlage bij de aanvraag worden toegevoegd. Tot slot zijn de eisen aan het advies aangescherpt en moet de ondernemer een verklaring ondertekenen waarin de ondernemer aan geeft op de hoogte te zijn gesteld van de subsidievoorwaarden. Met deze aanscherpingen wordt oneigenlijk gebruik van de regeling (zoveel mogelijk) voorkomen.
Informatie over het vinden van een energieadviseur en over het aanvragen van de SVM-subsidie, zie www.rvo.nl/svm. Aanvragen is mogelijk tot en met 30 september 2023 (17:00 uur). Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst tot het budget op is.
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
Acht Nederlandse producentenorganisaties ontvangen € 95 miljoen subsidie om de groente- en fruitproductie te vergroenen en verbeteren. Dat bedrag komt uit de Sectorale Interventie Groenten en Fruit (SIG&F) regeling voor 2023, een belangrijk onderdeel van het Europese Gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB). De sector vult deze € 95 miljoen subsidie aan met een vrijwel even grote eigen bijdrage. Dat maakt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vandaag bekend.
De SIG&F is de eerste grote subsidie die in Nederland van het nieuwe Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid wordt verleend. De subsidie heeft als doel om tuinders en telers te helpen verduurzamen en marktgericht te kunnen produceren. De producentenorganisaties (PO’s) en hun leden worden beloond voor hun inspanningen die bijdragen aan een groenere en betere groente- en fruitproductie. Daarmee werken zij aan een toekomstbestendige land- en tuinbouw, een beter klimaat, betere kwaliteit van het water en gezond voedsel.
Eigen bijdrage plus subsidie
Door voortdurend te ontwikkelen, verduurzamen, investeren en innoveren maken de PO’s en hun leden de groente- en fruitteelt groener en beter. Hiervoor leveren zij zelf ook een behoorlijke financiële bijdrage. Met de SIG&F-subsidie kunnen ze dit proces versnellen. Zo zetten zij samen met de overheid de sector nog beter op de wereldkaart van kwalitatief goed, gezond en veilig voedsel.
Van energiebesparing tot natuurlijke vijanden
Met deze subsidie gaan de PO’s samen met de telers en tuinders investeren in energiebesparing, duurzame energie(opwekking) en -opslag. Denk aan vervanging van bestaande belichting door led-belichting, energiezuinige koeling, tweede energieschermen, zonnepanelen, batterijen en warmtepompen. Ze telen nieuwe producten en meer klimaatbestendige rassen. Deze producten komen vervolgens in duurzame verpakkingen, onder meer van biologisch afbreekbare materialen, bij de consumenten terecht.
Andere inspanningen die ten goede komen aan de natuur en het milieu zijn de investeringen en innovaties voor alternatieve gewasbescherming. De PO’s stimuleren bij hun leden het gebruik van niet-chemische methoden, zoals UV-techniek, biologische gewasbeschermingsmiddelen en natuurlijke vijanden (zoals roofmijten die schadelijke insecten eten). De vroege waarneming van ziekten en plagen met behulp van intelligente sensoren (artificial intelligence) en verhoging van plantweerbaarheid helpen hierbij. Tot slot zetten de PO’s ook in op onderzoek naar nieuwe duurzame technologie en teelttechnieken.
Producentenorganisaties
De kracht van de subsidieregeling ligt ook in het feit dat deze verloopt via de PO’s. Zij vormen een belangrijke schakel in de groente- en fruitsector. Zo’n 80% van alle tuinders en telers is hierbij aangesloten. Een efficiënte manier om bijna de hele sector in een keer vooruit te helpen. Bovendien zijn de PO’s ook nog eens verenigd in de Dutch Produce Association, waarbinnen de nodige uitwisseling van kennis en ervaring over verduurzaming plaatsvindt.
Om voor de Europese SIG&F-subsidie in aanmerking te komen, hebben de deelnemende PO’s een erkenning van de overheid verworven. Vervolgens hebben zij in hun plannen met concrete maatregelen en acties aangetoond dat zij daadwerkelijk investeren in het verduurzamen van de groente- en fruitproductie van hun leden. Dat gebeurt door investeringen, onderzoek en innovaties.
De PO’s kunnen op basis van hun meerjarenplannen de SIG&F-subsidie elk jaar via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen. RVO voert dit beleid van de Europese Unie uit in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Meer weten?
Lees verder op onze website over de Sectorale interventie Groenten & Fruit (SIG&F). Hier vindt u ook een overzicht met alle erkende PO’s.
Voor de pers
Roul Velleman, woordvoerder
E roul.velleman@rvo.nl
M 06 1533 8751
Mkb-ondernemingen waarvan de energiekosten een relatief groot deel uitmaken van de totale omzet kunnen vanaf 21 maart de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK-regeling is een tijdelijke tegemoetkoming voor energie-intensieve mkb-bedrijven voor de gestegen gas- en elektriciteitskosten. De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd en loopt van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.
Met behulp van deze tegemoetkoming krijgen energie-intensieve mkb’ers meer adem om hun bedrijfsmodel toekomstbestendig te maken. Mkb-ondernemingen bij wie de energiekosten minimaal 7% van de omzet bedragen en die voldoen aan de overige voorwaarden van de regeling, ontvangen een vergoeding van maximaal €160.000. De compensatie bedraagt 50% van de energiekostenstijging boven een vastgestelde zogenoemde drempelprijs. Deze regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels en daarom goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Bij akkoord van de Europese commissie kan de regeling opengesteld worden. De regeling is vandaag al gepubliceerd in de Staatscourant.
Voorwaarden en werking van de regeling
De TEK-vergoeding is bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven die voldoen aan de mkb-definitie, met maximaal 249 medewerkers en hoogstens € 50 miljoen omzet en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Stichtingen, verenigingen en overige instellingen die voldoen aan de voorwaarden kunnen de regeling ook aanvragen. De verwachting is dat enkele tienduizenden bedrijven en organisaties in aanmerking komen.
De subsidie is gebaseerd op gemodelleerde verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op het daadwerkelijke gebruik en de actuele prijs van energie. Hierdoor kunnen aanvragen sneller worden behandeld. Het gas- en elektraverbruik wordt mede bepaald aan de hand van het gemiddeld historisch verbruik. Deze gegevens worden opgevraagd bij de netbeheerders. Het minimale deel dat bedrijven zelf betalen, de zogenoemde drempelprijs, is € 1,19 per m³ voor gas en € 0,35 per kWh voor elektriciteit. Voor het berekenen van de subsidie wordt verder gewerkt met een maximale prijs voor gas (€3,19 per m³) en elektriciteit (€0,95 per kWh). Ondernemers die in aanmerking komen voor de TEK krijgen maximaal 50% van het verschil tussen de drempelprijs en de maximumprijs. Na een positief besluit ontvangen ondernemers binnen twee weken een voorschot. Ondernemers dienen uiterlijk 31 mei 2024 een vaststellingsverzoek in waarna de definitieve subsidie wordt bepaald.
Informatie voor ondernemers
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de TEK-regeling uit in opdracht van het ministerie van EZK. Op de website rvo.nl kunnen aanvragen worden gedaan en is meer informatie te vinden. Voor informatie en persoonlijk advies kunnen ondernemers ook terecht bij het Energieloket van de Kamer van Koophandel op kvk.nl/energieloket. Op genoemde websites is ook meer informatie te vinden over de subsidies en regelingen waarmee ondernemingen kunnen verduurzamen en energie kunnen besparen.
Aanvragen van TEK is mogelijk van 21 maart 2023 (09.00 uur) tot 2 oktober 2023 (17.00 uur).
Voor de pers
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
In de sector groenten en fruit hebben 3 producentenorganisaties (PO’s) vandaag een erkenning gekregen. Erkende PO’s zijn een belangrijke schakel in de groenten- en fruitsector. Daarnaast is een erkenning een voorwaarde om subsidie aan te vragen uit de Sectorale Interventie Groenten en Fruit (SIG&F). Hiermee verduurzamen en verbeteren de PO’s hun groente- en fruitproductie.
Er zijn 3 nieuwe PO’s met een erkenning. Dat betekent dat er nu 12 erkende PO’s zijn in Nederland. Dit zijn de PO’s die nu een erkenning hebben gekregen:
Coöperatie Tolpoort Vegetables U.A.
Deze coöperatie werkt vanuit Hoogkarspel en heeft 17 leden. De aangesloten telers hebben productielocaties in Nederland en Spanje. Ze leveren het hele jaar door vollegrondsgroenten. De organisatie heeft een erkenning voor de producten broccoli, bloemkool en witlof.
Coöperatieve Tuinbouwveiling Zaltbommel en omstreken B.A.
Deze PO uit Zaltbommel heeft bijna 100 aangesloten leden. Zij verzorgt sinds 1917 de afzet van zachtfruit, hardfruit en groenten binnen Nederland en daarbuiten. De Coöperatie heeft een erkenning voor alle producten die onder de sector groenten en fruit vallen.
Coöperatie Koninklijke Fruitmasters U.A.
Fruitmasters is een PO waarbij bijna 400 fruittelers zijn aangesloten. Het hoofdkantoor is gevestigd in Geldermalsen. Met de aangesloten fruittelers levert deze PO aan (inter)nationale retailers en andere afzetkanalen. Coöperatie Koninklijke Fruitmasters U.A. heeft een erkenning voor hardfruit en zachtfruit.
Waarom erkenning?
De producentenorganisaties (PO’s) zijn verenigingen van producenten van groenten en fruit. Zij vormen een belangrijke schakel in de groenten- en fruitsector. Met een erkenning hebben de PO’s toegang tot Europese subsidies om de groenten- en fruitproductie van hun leden te verduurzamen. Deze subsidies uit de Sectorale Interventie Groenten en Fruit (SIG&F) kunnen zij elk jaar via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen. Hiervoor maken de PO’s een operationeel programma.
RVO voert dit beleid van de Europese Unie uit in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Meer weten?
Lees verder op onze website over de Sectorale Interventie Groenten en Fruit (SIG&F). Hier vindt u ook een overzicht met alle erkende PO’s.
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Roul Velleman, woordvoerder
M 06 1533 8751
E roul.velleman@rvo.nl
Coöperatie Tolpoort Vegetables U.A.
Gian Russchen, directeur)
T 0228 565 780
E grusschen@tolpoort.com
Coöperatieve Tuinbouwveiling Zaltbommel en omstreken B.A.
Gerard van den Anker, directeur
M 06 5101 2063
E g.vandenanker@veiling-zaltbommel.nl
Coöperatie Koninklijke Fruitmasters U.A.
Daan van Empel, Manager Business Assurance
T 0345 578 800
E d.vanempel@fruitmasters.nl
Aanvragen ISDE-subsidie particulieren geopend
Met de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) kunnen woningeigenaren en zakelijke gebruikers subsidie krijgen voor verduurzaming van een bestaande woning of bedrijfspand. In 2023 is € 350 miljoen beschikbaar voor onder andere (hybride) warmtepompen, zonneboilers, isolatiemaatregelen en aansluitingen op een warmtenet. De mogelijkheden voor subsidie zijn verruimd. De ISDE wordt daardoor in 2023 voor meer mensen bereikbaar. Het is voor woningeigenaren sinds dinsdag 24 januari mogelijk om aanvragen in te dienen.
De ISDE wordt jaarlijks beschikbaar gesteld en loopt door tot 2030. Woningeigenaren, bedrijven, verenigingen en particuliere verhuurders komen in aanmerking. Met het nemen van verduurzamingsmaatregelen is het voor woningeigenaren en zakelijke gebruikers mogelijk om fors te besparen op energiekosten. Voor woningeigenaren geldt dat een maatregel eerst moet zijn uitgevoerd, voordat subsidie kan worden aangevraagd. Op de eerste dag zijn 3.235 aanvragen (stand per 25 januari, 9:00 uur) ingediend. Op de website van de Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt periodiek een actueel overzicht gegeven over het aantal aanvragen en budget.
Meer budget, groei aanvragen
Het budget van € 350 miljoen is een verhoging ten opzichte van vorig jaar. In 2022 bedroeg het initiële budget € 228 miljoen. Door de groei van het aantal aanvragen is het beschikbare budget vorig jaar tussentijds in stappen verhoogd tot totaal € 325 miljoen. RVO, die de regeling uitvoert, zag het aantal ISDE-aanvragen in 2022 ruimschoots verdubbelen ten opzichte van voorgaand jaar met totaal meer dan 100.000 aanvragen.
Nu ook subsidie voor één isolatiemaatregel
Nieuw in 2023 is dat al voor 1 isolatiemaatregel subsidie kan worden aangevraagd in plaats van het minimum van 2 maatregelen dat voorheen gold. Ook is er meer tijd voor het doen van een subsidieaanvraag. Vanaf 2023 heeft een woningeigenaar 24 maanden de tijd om een subsidieaanvraag te doen nadat een maatregel is uitgevoerd (mits de maatregel na 1 januari 2022 is genomen).
Isolatiemaatregelen
In het geval van 1 maatregel kan de subsidie gemiddeld 15% van de isolatiekosten bedragen. In het geval iemand binnen 24 maanden alsnog een tweede maatregel laat uitvoeren (of meer) kan het subsidiebedrag van de eerste isolatiemaatregel verdubbelen, tot gemiddeld zo’n 30% van de isolatiekosten. Isolatiemaatregelen zijn onder meer dakisolatie, gevel-en spouwmuurisolatie, vloerisolatie en glasisolatie. Om voor de hogere isolatiesubsidie in aanmerking te komen is het ook mogelijk om 1 isolatiemaatregel te combineren met de aanschaf van een warmtepomp, zonneboiler of met een aansluiting op een warmtenet. Deze percentages zijn slechts schattingen. De exacte subsidiebedragen en voorwaarden per maatregel zijn te vinden op de website van RVO.
Warmtepomp en zonneboiler
De hoogte van het subsidiebedrag per apparaat of maatregel hangt af van het soort zonneboiler, warmtepomp of isolatie en de energieprestatie daarvan. Voor bijvoorbeeld een hybride warmtepomp op buitenlucht kan de subsidie € 2.000 tot € 3.000 bedragen, afhankelijk van het soort warmtepomp en het vermogen. De exacte subsidiebedragen en voorwaarden staan op de website van RVO.
Subsidie elektrisch koken
Ook nieuw in 2023 is dat woningeigenaren vanaf 2023 subsidie kunnen aanvragen voor een elektrische kookvoorziening die is aangeschaft na 1 april 2022. Dit is een vast subsidiebedrag van € 400 en geldt voor huishoudens die zijn aangesloten op een warmtenet en zich hebben laten afsluiten van kookgas. Voor een aansluiting op een warmtenet geldt een vast subsidiebedrag van € 3.325. De exacte voorwaarden zijn te vinden op de RVO-website.
Zakelijke markt
Naast het ISDE-budget van € 350 miljoen voor genoemde maatregelen en apparaten is er een budget van € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen, specifiek bedoeld voor de zakelijke markt. Deze subsidie is tot eind 2023 aan te vragen. Zakelijke gebruikers zijn onder meer bedrijven, woningcorporaties, verenigingen en particuliere verhuurders. Zakelijke gebruikers komen in 2023 ook in aanmerking voor subsidie op warmtepompen en zonneboilers.
Subsidie voor VvE's
De subsidie voor warmtepompen, zonneboilers en een aansluiting op een warmtenet voor verenigingen van eigenaars (VvE’s) is per 1 januari 2023 overgegaan naar de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE). Deze is er voor (gemengde) VvE’s, woonverenigingen en wooncoöperaties en voorziet in energieadvies, energiebesparende maatregelen (isolatie) en warmtetechnieken (zoals aanschaf warmtepomp, zonneboiler of een centrale aansluiting op een warmtenet) en oplaadpuntenadvies voor VvE’s met een eigen parkeergelegenheid. Voor zonnepanelen en kleine windturbines kunnen VvE’s nog wel terecht bij ISDE, net als bedrijven.
Nationaal Isolatieprogramma
De verhoging van het ISDE-budget draagt bij aan de ambities van het kabinet om woningen sneller, slimmer en socialer te isoleren zoals vastgelegd in het Nationaal Isolatieprogramma. Van de circa 40 miljard m3 aardgas die we per jaar in Nederland verbruiken, wordt circa 30% gebruikt om woningen en gebouwen te verwarmen, te voorzien van warm water, en om te kunnen koken. Goed isoleren van woningen kan dit gebruik terugdringen en draagt daarmee bij aan de betaalbaarheid van de energierekening en het halen van de klimaatdoelen. Het is bovendien een noodzakelijke voorbereiding op de overstap naar een aardgasvrij alternatief. De ISDE-regeling sluit verder ook aan op de ambities van het kabinet om het gebruik van de (hybride) warmtepomp te stimuleren. Een (hybride) warmtepomp levert zowel een forse aardgas- als een CO2-reductie op.
Aanvragen
Aanvragen van subsidie voor (hybride) warmtepompen, zonneboilers, isolatiemaatregelen en aansluitingen op een warmtenet voor particulieren is mogelijk vanaf 24 januari 2023. Aanvragen voor de zakelijke markt (warmtepompen, zonneboilers, windturbines en zonnepanelen) is reeds mogelijk sinds 2 januari 2023.
Meer informatie
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
In 2023 geldt er een prijsplafond op energie voor huishoudens en andere kleinverbruikers. Dit betekent dat zij tot een bepaald gebruik niet meer betalen dan een maximale prijs voor gas, stroom en stadsverwarming. Met de subsidieregeling CEK23 kunnen energieleveranciers die elektriciteit, gas of warmte leveren de energiekosten in 2023 voor hun klanten verlagen.
Aanvraagperiode energieleveranciers gesloten
Energiebedrijven konden vanaf 12 december 2022 tot en met 16 januari 2023 een aanvraag voor januari doen. In totaal hebben 62 leveranciers van elektriciteit en gas een aanvraag ingediend. Deze leveranciers zijn gezamenlijk goed voor 8,15 miljoen kleinverbruikaansluitingen elektriciteit en 7,12 miljoen kleinverbruikaansluitingen gas. Door warmteleveranciers zijn 127 aanvragen ingediend. Daarmee zijn nagenoeg alle huishoudens en andere kleinverbruikers van elektriciteit, gas en warmte in Nederland bereikt.
Circa 70% lagere energierekening door plafond
Op basis van de ingediende aanvragen becijfert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat in januari 69% van de elektriciteitsaansluitingen en 71% van gasaansluitingen financieel voordeel hebben door het prijsplafond. Dat zijn bijna 6 miljoen huishoudens en andere kleinverbruikers. De overige huishoudens en kleinverbruikers betalen momenteel tarieven die lager zijn dan het prijsplafond. Voor deze groep biedt het prijsplafond deze maand dus geen financieel voordeel.
Budget
Voor elektra en gas is voor de periode januari 2023 een voorschotbedrag van totaal € 876.722.752 aangevraagd. Voor warmte is € 31.537.411 aangevraagd. Per maand kan het voorschotbedrag variëren. Deze kunnen veranderen als gevolg van markt- en prijsontwikkelingen. In januari ligt het verbruik hoger dan gemiddeld. Leveranciers vragen elke maand opnieuw een voorschot aan op basis van de meest actuele klantgegevens. Er wordt achteraf gecontroleerd of er bij de uitbetaling van voorschotten sprake was van overcompensatie. Niet alle aanvragen zijn reeds verleend. Er zijn leveranciers die pas tegen het einde van de indientermijn hebben aangevraagd. Deze aanvragen zijn nog in behandeling.
Blokaansluitingen
Het prijsplafond sluit niet goed aan bij huishoudens met een collectieve gas-, warmte- of elektriciteitsaansluiting (blokaansluiting). De overheid werkt een aparte aparte regeling uit om deze groep ook te helpen met de hoge energieprijzen.
Meer weten
Lees meer over het prijsplafond en tarieven
Voor de pers
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Marcus Polman, woordvoerder
E marcus.polman@rvo.nl
M 06 2161 7902
Ministerie van Economische zaken en Klimaat
Tim van Dijk, woordvoerder
E t.vandijk@minezk.nl
M 06 1519 4958